Totaal aantal pageviews

zondag 28 februari 2016

De les van 'Knielen op een bed violen': wees het lekker oneens met elkaar in de kerk


Een Nederlands dorp, een stevige wind verroert de bomen. Een bloemenkwekerij. Hardwerkende en Godvruchtige mensen. Aanzwellende muziek. Flitsen van Middeleeuwse gravures. Het Laatste Oordeel, het hellevuur.

De film Knielen op een bed violen, naar aanleiding van de gelijknamige roman van Jan Siebelink is nog maar net in première gegaan, maar ik heb de rolprent afgelopen zaterdag al gezien in een Arnhemse bioscoop, niet ver van de plaats waar zich alles heeft afgespeeld: Velp.

Regisseur Ben Sombogaart is er in geslaagd een mooie film te maken: sober en ingehouden. Hoofdpersoon Hans Sievez is vooral menselijk gebleven. Een levenslange worsteling met de vraag of hij wel ‘goed genoeg’ was voor de Heere, of hij wel behouden zal zijn. Zelfs op je stervensuur, op de drempel van de Heerlijkheid, kan de satan je nog wegrukken naar zijn verderfelijke rijk.



Een kort uitstapje over het wereldwijde web, leert dat dergelijke thuisleesgroepjes waar Siebelink over schrijft, voortkwamen uit, met name, de bevindelijk gereformeerde hoek. Men vond dat de Waarheid niet meer in de kerken werd gepredikt. Zo had je de paauweanen, volgelingen van ds. Jan Pieter Paauwe uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Zij hadden thuisbijeenkomsten en lazen preken van de oudvaders uit de 17de en 18de eeuw.



Wat leert mij Knielen op een bed violen? Misschien wel dat het goed is om binnen de kerk het lekker oneens met elkaar te zijn. Het is tegenwoordig een beetje een hippe trend om huisgemeentes te stichten, vooral binnen de evangelische wereld. Los van de kerkelijke structuren, op zondag met een klein groepje bij elkaar bij iemand thuis of een klein zaaltje.

Ik misgun het niemand, maar er zit bij zulk soort initiatieven een levensgroot risico. Lees de roman of bekijk de film.

Wat is er mis om in een groter kerkverband het lekker met elkaar oneens te zijn? Het scherpt je, want alleen bij God is Waarheid en dus niet bij ons.


zondag 21 februari 2016

De dood van een warenhuis


Met mijn moeder mee boodschappen doen. Als kind ging ik dan naar het buurtwinkeltje aan het Jaagpad waar de pakken en blikjes keurig geordend op de schappen stonden.

In de dichtstbijzijnde woonwijk had je de slager (waar ik een plakje worst kreeg), de drogist (dropje), kruidenier (blokje kaas) en de bakker (met een beetje mazzel een hele eierkoek). Had je kleding nodig dan ging je naar de kledingwinkel in de Delftse binnenstad. Voor gereedschap had je een zaak die van onder tot boven opgetast lag met allerhande schroevendraaiers, spijkers, moeren en wat al niet meer.

 



Op een dag mocht ik mee naar het warenhuis. Tientallen winkels in één. Een glimmend paleis met roltrappen en oneindig veel spullen. ‘Vroom en Dreesman,’ zei mijn vader. En het kon nog veel groter. In Den Haag en Rotterdam had je mega-warenhuizen: ook de V&D en de Bijenkorf.



V&D is niet meer. Toch kwam ik er nog regelmatig. Het lag op de route en het was makkelijk. Mijn laatste aankoop was afgelopen najaar. Een zwaar afgeprijsde winterjas. Binnen een week zat er een gat in de voering, na een maand begaf de ritssluiting het. Een veeg teken.

Een ambachtelijk zaakje heeft de jas weer opgelapt, het warenhuis is dood. Misschien gaan de kleine winkeltjes het weer overnemen. De slager met het plakje worst voor de kinderen, de drogist met dropjes. Een plaatselijke kledingwinkel, een ijzerwarenzaak met moeren en spijkers.

Wie weet.

zondag 7 februari 2016

Onbereikbare vakantiebestemming

Toen de eerste mensen op de maan liepen, verkende ik al kruipend en voorzichtig lopend de wereld om mij heen. Als klein jongetje vond ik de ruimtevaart reuze fascinerend en ik droomde er van ooit zelf de ruimte te bereizen. Als ik later groot zou zijn, dan kon je vast met vakantie naar de maan, Mars, of – tenminste - een cruise maken in een baan om de aarde.
Ik ben groot geworden, maar er is geen hotel in de ruimte. Slechts een trailerpark met laboratorium die om de aarde cirkelt: het International Space Station.
 
Sojoez
 

Daarom was het ‘college’ van André Kuipers, enkele weken geleden in het Stadstheater van Arnhem zo interessant. Een dia-avondje over een tandemtocht door Kenia, of een backpack in Tibet is niet echt uniek meer, maar André Kuipers was daar, waar wij stervelingen wel nooit zullen komen.
Makkelijk is de weg naar de ruimte niet. Eindeloze trainingen, heel veel techniek en een spoedcursus Russisch omdat het de Amerikanen niet meer lukt mensen omhoog te schieten.
De gewichtloosheid blijft bizar. Onder of boven doet er niet meer toe. Een scheut limonade krijgt de vorm van een bol en koekkruimels blijven zweven door het interieur. Als je slaapt heb je steeds het gevoel dat je valt. En dat klopt ook, leerde André ons. In een baan om de aarde val je voortdurend, maar je zal nooit kunnen neerkomen.
 
Observatiekoepel van het International Space Station
 

Na de pauze volgde nog die lang gedroomde cruise om de aarde. Zeeën en woestijnen, fantastische wolkenpatronen. Altijd wel ergens bliksem en rond de polen dat groene magische licht dat noorder- of zuiderlicht heet. Onze planeet is een juweel midden in de ijle duisternis.
Een wereld die niet langer onbereikbaar is voor de mens. Maar dat resort op de maan zal voor mij wel altijd een droom blijven.