Totaal aantal pageviews

dinsdag 30 augustus 2011

Kroegen en kathedralen

Alsof je even een blik mag werpen in de Zeventiende Eeuw. Plotseling beland in een Suske en Wiske verhaal waarbij professor Barabas je met zijn teletijdmachine heeft teruggeflitst in een tijd dat trotse Vlamingen streden tegen die vermaledijde Spanjolen.

Wie een aantal Belgische steden opnoemt, komt al snel uit bij Antwerpen, Brussel, Brugge…. Maar vlak Gent niet uit. Een lang weekend in deze stad en je moet toch wel concluderen dat het hier vol staat met kathedralen en abdijen. Restanten van een bruisend en rijk Rooms leven. Talloze kroegen en eethuizen verraden een Bourgondische traditie. Een salade met Gentse blauwkaas in Chez Leontine, waterzooi in ’t Stropke. Kerk en kroeg gaan hier samen. Monniken brouwden door de eeuwen heen talloze biersoorten en het bierbrouwersgilde bouwde zelfs een kerk: de Sint-Michielskerk. De toren had de hoogste van Gent moeten worden, maar verrees niet verder dan een schamele 24 meter. Dat valt niet op tussen de torens van de Sint Niklaas, de beroemde Sint Baaf en – de mooiste toren van allemaal – het Belfort. Op de hoogste trans van het Belfort kijk je op de stad neer. Helaas, ook de Belgische zomer toont zich van zijn meest ongunstige kant, zodat het koud en nat is op deze Middeleeuwse hoogten.

Wanneer op zondagmiddag de zon ons even genadig is, kan een ‘bootjestocht’ natuurlijk niet worden afgeslagen. De langharige gids, die zelf uit vervlogen tijden lijkt te komen, loodst ons niet alleen over de Leie, maar ook door smalle watertjes, langs stokoude gevels en kademuren en een door wilgen overwoekerde ruïne. 

In de Begijnhoven kom je tot rust. De drukte lijkt ver en de eeuwen omringen je. Witte muren, natte kinderkopjes. Deze dorpjes in de stad, staan niet voor niets op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
Maar ook aan een lang weekend Gent komt weer een einde.
“Het is gedaan, hè. Professor Barabas, flits ons maar weer naar huis!”

zondag 21 augustus 2011

Raar pepermunt

Kerkgang en pepermunt. Twee dingen die onlosmakelijk met elkaar verbonden lijken te zijn. Als klein kind lustte ik al vrij vroeg pepermunt, maar aangezien ik ’s zondags altijd naar de kindernevendienst ging, wist ik weinig af van de traditie om tijdens de preek op een pepermuntje te zuigen. Behalve ’s zomers dan. Als er geen kindernevendienst was.

Ik was een jaar of zeven toen ik op een zondagmiddag met mijn vader mee naar de kerk ging in Holten waar we met vakantie waren. Toen de preek begon kreeg ik van een mevrouw naast me een pepermuntje. Maar het was wel raar pepermunt. Ik was gewend te sabbelen aan het pepermunt met de koninklijke naam op z’n Engels, maar deze mevrouw gaf mij een ander merk, het waren pepermuntsnoepjes met een gladde, bolvormige rand. Op het moment dat de dominee aan de prikkelende openingszin van zijn preek begon, stopte ik het vreemde snoep in mijn mond.
En ineens gleed het m’n keel in. Floep. In z’n geheel ingeslikt. Het zweet brak me aan alle kanten uit. Zou je kunnen stikken in pepermunt? Ik durfde het niet aan m’n vader te vragen die aandachtig aan de lippen van de predikant hing. Zou ik nu dood gaan?, vroeg ik mij af. Gestikt in pepermunt tijdens een preek. Dat dan weer wel.
De redenatie van de dominee leek een eeuwigheid te duren. Vooralsnog bleef ik ademen. Eindelijk weerklonk het verlossende Amen.

“Ik heb dat pepermuntje ingeslikt,” fluisterde ik angstig tegen mijn vader.
“Wat je aan het begin van die mevrouw kreeg?”
“Ja. Zou ik er in kunnen stikken?”
“Tuurlijk niet,” stelde pappa mij gerust.“Dat is allang opgelost in je maag.”

Opgelucht keek ik om me heen. Maar het zou jaren duren voordat ik opnieuw het ‘vreemde ronde pepermunt’ zou aannemen van iemand. Een gewaarschuwd jongetje telt immers voor twee…

zaterdag 13 augustus 2011

We komen allemaal van de heide

“Ik was vroeger maar een eenvoudig heidinnetje, hoor”, verdedigt Stefanie zich, als haar vriendin Nicolien bepaalde details uit de Bijbelse geschiedenis weet te vertellen, die Stefanie niet kent.
“Ik heb een heidense opvoeding genoten, ik was een heidenmeisje, ik kom van de heide,”  zegt de roodharige Amstelveense dan gekscherend.

De associatie van heidendom met heide, is zo vreemd nog niet. Een uitstapje naar Wikipedia leert dat het woord heiden oorspronkelijk heidebewoner betekende. En in ruimere zin: bewoner van het platteland en aanhanger van volksreligies of natuurgodsdiensten. In de Bosatlas van 1951 kun je op het godsdienstkaartje van Europa nog echte onvervalste heidenen vinden. De volkeren achter de Oeral, diep in Siberië.
In de Bijbel komen woorden als heiden of heidenen regelmatig voor. Het is een vertaling van het Hebreeuwse goj dat eenvoudig volk betekent. Dit om een onderscheid te maken tussen het Joodse volk en de overige volkeren. De negatieve associatie van heiden is in de loop van de tijd gegroeid en daarom is het toch een beetje arrogant als christenen het hebben over heidenen als zij gewoon mensen bedoelen die niet gelovig zijn.

Daarom zegt Nicolien ook tegen haar vriendin: “Oorspronkelijk waren we allemaal heidens, hoor.”
Hoewel Stefanie nu christen is geworden, begrijpt ze niet waarom veel geloofsgenoten toch zoveel moeite hebben met zaken als ongehuwd samenwonen, homoseksualiteit en dergelijke.
“Je zult me af en toe wel een vrijzinnige muts vinden,” veronderstelt ze.
“Juist niet!” is de reactie van Nicolien. “Jij houdt me scherp en stelt vragen die veel kerkmensen ongemakkelijk vinden. Jij bent een verrijking binnen het soms zo ingedutte christenwereldje, Stefanie.”

Misschien is dat wel de ultieme wijze van evangelisatie: luisteren naar wat de “heidense” medemens te vertellen heeft. De kerk uit en de hei op.

De heide bloeit trouwens prachtig op dit moment.

zaterdag 6 augustus 2011

Hela, plaatsje maken!

Arend heeft mij gevraagd of ik ook eens een blogje wilde schrijven. Wil ik wel doen, hoewel het geen gewoonte zal worden.
Verwacht van mij geen prozaïsche beschrijvingen van slakkenplagen of diepe filosofieën over heelallen in waterdruppels. Het onderwerp van mijn stukje vond ik in De Slegte. Arend is met nog geen drie olifanten die tweedehands boekhandel uit te slepen, maar ik kan redelijk beheerst door zo’n winkel lopen.
Hoewel…

Ik ontdekte het boek Liedjes van lang geleden. Dikke pret voor kinderen én volwassenen! En dan blijkt maar weer dat veel kinderversjes gewoon van generatie op generatie mee gaan. Er staan evergreens in als Alle eendjes zwemmen in het water, Slaap kindje slaap of de tophit Hoedje van papier.
Zongen wij vroeger Er zat eens een zigeunermeisje huilend op een steen, Liedjes van lang geleden heeft een politieke correctie toegepast en maakt er een kaboutermeisje van.

Eia pompeia, kookt kindekens pap en Vogelijn, wat zingt gij vroeg zijn liedjes die regelrecht uit de middeleeuwen lijken te stammen, maar Liesbeth en Willemijn (de dochtertjes van mijn zus Martine op wie ik de versjesbundel heb losgelaten) kwelen ze eenvoudig mee. De absolute zomerhit is volgens hun Groen is gras, groen is gras en met name dit gedeelte:

Hela, plaatsje maken voor die jonge dame!
En de koekoek op het dak
Zong een lied op zijn gemak
O, mijn lieve Augustijn,
Deze dame zal het zijn.

Ze brullen nu al dagen het hele huis bij elkaar: "Hela, plaatsje maken!!" Ze vinden het helemaal super.

Even dacht ik nog: ik gebruik deze zangbundel bij het kinderwerk in de kerk. Toen las ik over een meisje dat ’s avonds haar vrijer ontmoette:
Haar vrijer die kwam naast haar staan.
Wiedewiedewiet jan bom.
Kom eens hier, lekker dier.
‘k Zal je zoenen met plezier…

Toe maar.
Ik denk dat ik het ’s zondags maar gewoon bij Elly en Rikkert hou.

Nicolien