Totaal aantal pageviews

woensdag 29 juli 2015

Veertienhonderd lichtjaar van de Aarde


Mysterieuze roodrossige bergen verrijzen in een diepblauwe hemel. In de dalen zorgen duizenden planten- en bomensoorten voor een groene waas. Er zijn oceanen waarvan de lauwwarme golven de witte stuifstranden bespoelen.

Neuriënde bomen

Hij komt er graag. Hij geniet van de vlinders die zo groot zijn als adelaars. De reuzenvlinders klapwieken naar mammoetbomen die vol bedwelmende bloesems hangen. Andere bomen hebben een soort snaarachtige vruchten. Wanneer de wind erdoorheen waait, geeft dat een neuriënd geluid. Er zijn planten die bellen blazen waarin sporen zitten. De bellen zweven weg op de bries. Er wordt weer nieuw leven verwekt. En dan heb je nog de kwetterende bloemen en groene wolken van zwevend luchtwier.

Hij heeft dit alles geschapen. Ook de gigantische rupsen van de ‘adelaarvlinders’ die zich tegoed doen aan de miljarden mosplanten op de open plekken in het bos. Hij houdt de volmaakte ecologie in Zijn hand.
 

 

Het vakantieadres van de Eeuwige?

Hij komt er tot rust.
Natuurlijk, Hij rust in feite nooit. Hij houdt onze Aarde altijd in Zijn hand en kent alle zeven miljard mensenkinderen. Soms zondert Hij zich af op deze planeet zoals Hij zich destijds, in de gestalte van Zijn Zoon, af en toe terugtrok. Zoals een moeder die even een momentje voor zichzelf heeft, maar tegelijkertijd nog even veel van haar kinderen houdt en zorgt.

De planeet ligt 1400 lichtjaar van de Aarde. Onbereikbaar voor mensen. Hij heeft een grens gesteld aan wat mensen kunnen realiseren. En toch heeft Hij de mens een onvoorstelbaar knap brein gegeven. Onlangs hebben Aardbewoners aan de schommeling van een verre ster kunnen opmaken dat er een planeet omheen moet cirkelen die qua temperatuur en grootte weleens iets weg zou kunnen hebben van hun eigen wereld. Ze noemden het object Kepler 452b.


Koning van het heelal

Hij wandelt door de muzikale wouden van de verre planeet en neemt een duik in de lauwwarme oceaan. In minder dan een gedachte is Hij weer op Aarde en was eigenlijk nooit weg. Hij is overal en Hij is er altijd. Dat was altijd al zo en dat zal altijd zo blijven.

Hij houdt de Aarde en Kepler 452b in Zijn hand.

 

    

woensdag 22 juli 2015

De Oversteek: dwalen door het landgoed van jouw leven


Na de meeslepende bestseller De Uitnodiging, verrast Paul Young mij opnieuw. Want ook in zijn nieuwste boek De Oversteek komt de lezer terecht in een surreële wereld waarin het geloof op een bijzondere manier wordt uitgelegd.
Jammer dat je in het eerste hoofdstuk wel een beetje teveel informatie ineens te verwerken krijgt. We leren de hoofdpersoon, Anthony Spencer – Tony voor intimi – kennen als een egoïstische en paranoïde materialist.
 

Twilight zone
Op griezelig gedetailleerde wijze beschrijft Young dan de ramp die Tony treft. Hij krijgt een hersenbloeding en raakt in coma. Terwijl de artsen vechten voor zijn leven, reist Tony’s geest naar een soort twilight zone. Hij belandt in een landgoed dat er behoorlijk verwaarloosd uitziet en omgeven wordt door dikke hoge muren. Hij ontmoet er Jezus die in een bouwvallige boerderij bivakkeert, terwijl er ook een Indiaanse vrouw aanwezig is, wonend in een plaggenhut: de Heilige Geest.
Anthony is in een symbolische wereld terechtgekomen, blijkt al snel. Het landgoed, dat is hij zelf. De muren verbeelden zijn egoïsme. De plaats die Jezus in zijn hart krijgt toebedeeld? Een schamele boerderij. En de Heilige Geest mag in een lekke hut vertoeven.
 
Muren om je tuin?
In onze Bijbelkring behandelden we het boek, waarbij de onvermijdelijke vraag werd gesteld: hoe ziet jouw leven er uit als het een tuin zou zijn? En hoe hoog en dik zijn jouw muren, of zijn er geen muren en voel je je daardoor juist onveilig? Maar vooral: in wat voor onderkomens wonen Jezus en de Heilige Geest?
Best lastige en persoonlijke vragen en genoeg stof voor een gesprek.
De Oversteek is een verrassend en af en toe hilarisch geschreven boek. En weer eens wat anders op je boekenplank dan het zoveelste theologische werk over het zoveelste welbekende thema.
 
De Oversteek / Paul Young, uitgeverij Kok
 

woensdag 8 juli 2015

De bomen doen hun beklag tegenover de Schepper


In het Grote Bos klaagde de hulst tegen zijn Schepper.

“Waarom heeft U me van die akelige stekelbladeren gegeven? Waarom geen blaadjes met een normale gladde rand, zoals alle andere bomen?”

En ook de rode beuk deed zijn beklag tegenover Hem die alles maakte.
“Alle andere bomen hebben groene bladeren, bij mij zijn ze rood. Waarom toch die afwijking?”

De acacia begon te mopperen:
“Waarom moet ik zo laat tot bloei komen? Het is vaak al bijna zomer als ik een keertje kom met m’n bloemen.”
 

De eik, de beuk en de kastanje begonnen eveneens bezwaren in te dienen.
“Wij zijn veel te groot en vangen daardoor veel te veel wind. En als het winter wordt, moeten we ons prachtige bladerdek weer laten vallen.”

Toen daalde de Schepper af naar het Grote Bos en wandelde door het groen. En Hij sprak tot de bomen:
“Prachtige hulst. In de winter blijf jij groen. Jij bent daarom het symbool van kerst geworden. Bovendien kunnen de vogels zich tussen jouw bladeren verstoppen. Niemand zal ze daar bedreigen omdat jij stekelbladen hebt.

En rode beuk. Jij bent al van verre te zien, iedereen zal jouw naam weten. Jij past prima in het veelzijdige kleurenpalet van de natuur.
 
 

Acacia. Als alle andere bomen zijn uitgebloeid, breng je een ieder tot verbazing als je je prachtige witte bloemen laat zien. De zomer is dan echt begonnen.

En luister goed kastanje, beuk en eik. Jullie reiken met jullie takken naar Mijn hemel. Jullie brengen schaduw als de zon warm en zinderend is. Wanneer de winter komt, moet je je bladeren loslaten en krijg je alle rust om in het voorjaar opnieuw heel veel bladeren te geven.”
 

Afgelopen weekend beleefden we een retraite in de natuur. We waren te gast bij De Spil in Maarssen. De regelmatige vieringen brachten rust. De natuur was inspiratiebron voor het geloofsleven. De vraag was: kun je troost putten uit de natuur?

Ik schreef het bovenstaande verhaal. Hoe verschillend iedereen ook is, onze eigenschappen en talenten passen prima in het onbegrensde kleurenpalet van Gods Koninkrijk.

 

woensdag 1 juli 2015

Leerzaam gesprek met een niet-kerkelijke


Het allereerste kerkelijke conflict

 
Naar de kerk gaat hij nooit, is er ook niet mee opgevoed, maar hij zegt wel in God te geloven.

“Nee, een kerk is niks voor mij. Ze slaan elkaar toch alleen maar de schedels in.”
“Dat valt in Nederland wel mee,” reageer ik.
“Nu wel, maar wat er in de loop van de geschiedenis niet allemaal gebeurd is, je wilt het niet weten. Nou ken ik de Bijbel best wel goed. Bij Kaïn en Abel gaat het al mis. Beiden brengen een offer. Bij Abel gaat de rook omhoog, bij Kaïn niet. Gevolg: Jaloezie. Kaïn slaat Abel dood. Toen begon het al. De allereerste moord had te maken met de manier waarop we God zouden moeten eren. Het was het eerste kerkelijke conflict.”
“Het is waar,” beaam ik. “Kerk is natuurlijk mensenwerk.”
“Kijk maar bij de katholieken. Van bovenaf dingen opleggen. En ondertussen kunnen ze niet van kleine kinderen afblijven. De huidige Paus is wel oké, maar als die weer weggaat, weet je maar nooit wat je dan weer krijgt.”

Toren Nieuwe Kerk, Delft
 
 

“Toch zijn er ook positieve dingen over de kerk te zeggen,” probeer ik. “Het is een gemeenschap van mensen die elkaar kunnen helpen. Mis je dan geen mensen om te praten over het geloof?”
“Dat mis ik soms wel, maar zodra ik me ga aansluiten bij een kerk, ben ik bang dat ik in het gareel moet.”

Theologen redeneren God dood

“Maar hoe kijk je tegen God aan?”
Hij kijkt me niet begrijpend aan. “God is gewoon God. Hoe meer men nadenkt over God, hoe minder er van Hem overblijft. Al die theologen redeneren Hem dood. Hij is er gewoon. Dat geloof ik.”
“Dat vind ik mooi gezegd. Maar soms heb ik wel eens moeite met allerlei ellendige dingen die gebeuren. Rampen, ziekten. Waarom laat God dat toe, vraag ik me dan af.”
“Dat geeft mij nou juist troost. Als er iets vreselijks gebeurt, kun je bij Hem schuilen. Toch? Als God niet zou bestaan, dan heb je die ellende evengoed. Maar dan heb je geen troost.”
“Tjonge,” zeg ik. “Ik kan beslist wat van jou leren. Dat ik van jongst af aan kerkelijk bent opgevoed, zegt niet altijd wat.”

“Brand maar een extra kaarsje voor me,” vertrouwt hij me toe als ik wegga.
Dat is in mijn kerk wel niet gebruikelijk, maar goed.
“Nu maar hopen dat de kaarsvlam omhoog brandt,” lach ik.