Totaal aantal pageviews

dinsdag 30 juli 2013

Gedoogkerk


De Amsterdamse Kalverstraat is vooral op zaterdagmiddag erg druk. Je kunt er gewoon maar een beetje slenteren, winkelen of iets drinken, of je 'brengt er wat weg' in 2theloo, een glimmend en hip toiletgebouw.

En - tamelijk onopvallend - ontdek je ineens een kerk. Het betreft de Rooms Katholieke Petrus en Pauluskerk, beter bekend als de "Papegaai". Dat dit Godshuis er een beetje verborgen bij staat, komt omdat het ooit als schuilkerk is gebouwd. Want zo tolerant was Nederland niet in de Gouden Eeuw. Christelijke geloofsrichtingen die afweken van de calvinistische leer mochten geen openbare kerkdiensten houden. Maar, Nederland zou Nederland niet zijn als daar toch wat mee gemarchandeerd mocht worden. Kerken werden gedoogd zolang ze maar niet zichtbaar waren in het straatbeeld.
 
 

Een prachtig voorbeeld daarvan vonden we aan de Oudezijds Voorburgwal. Rode neonlampen lokken talloze toeristen en ineens verraadt een vlag aan een grachtenpand dat daar een kerk is. Eenmaal binnen merk je daar nog niets van, maar een eeuwenoude trap leidt je naar de zolder en dan kom je terecht in een knusse kerkruimte met nog twee galerijen boven je.
 

Ons' Lieve Heer op Solder ontstond in 1661. De welgestelde en katholieke koopman Jan Hartman kocht het huis en besloot het pand om te bouwen tot kerk.
De zolderkerk is onlangs gerestaureerd. De oudroze balken geven een frisse aanblik, de krakende vloeren bezorgen je een echt zoldergevoel.
Kijk je door de ramen, dan zie je de koepels van de Nicolaaskerk boven de daken verrijzen. Toen er in Nederland weer vrijheid van godsdienst heerste, kon die kerk worden gebouwd en was de zolder niet meer nodig.

Gelukkig kun je dit unieke bedehuis nog altijd bezoeken, ook al is het nu een museum. Het herinnert je er aan dat gedogen niet iets van deze tijd is.

dinsdag 16 juli 2013

Legendarische zomer


De zomer van 2011: we zullen het er maar niet meer over hebben.
De zomer van 2012: er waren warme en zonnige momenten.
En de zomer van 2013? Ondertussen moet zelfs de grootste weerpessimist toch toegeven dat die zomer bepaald niet verkeerd is.

Maar er is een zomer die voor mij wel altijd legendarisch zal blijven. De zomer van 1976. Doe je ogen even dicht en luister naar ABBA: Fernando, of naar het gezang van Julien Clerc: This melody, of de Sutherland Brothers: Arms of Mary. Ongetwijfeld moet dit uit de radio geklonken hebben op die zonovergoten terrassen en stranden van dat roemruchte jaar.
 


Ik ben even in de archieven gedoken. De lente van 1976 was ronduit koud. Juni startte kil en somber, dus ik zal mijn achtste verjaardag wel binnen hebben gevierd. Ineens begon de temperatuur te stijgen en op 9 juni werd het 30 graden. Na een regenachtige en frisse dip rond de 21ste, ging de zomer pas goed los. Een reusachtig hogedrukgebied zou wekenlang elke depressie vakkundig tegenhouden en een ongekende hitte naar ons land transporteren. Er waren plaatsen in Nederland waar het op vijftien dagen meer dan 30 graden was.

Begin juli gingen we met vakantie naar Drenthe. Het was heet in de trein (airco?, welnee, raampjes open!). Een man tegenover me bladerde puffend en hoofdschuddend in de krant.
"Morgen 37 graden. Het lijkt hier wel Spanje."
We stapten in een blakend Hoogeveen uit de trein en ik waande me in Malaga.
Twee weken verbleven we in een vakantiepark bij Ruinen. Twee weken warmte, zonneschijn en zwembad. Bovendien logeerde een klasgenoot van mij - heel toevallig - ook op diezelfde camping.
De heidevelden zinderden als hete steppes, maar de hitte begon zijn tol te eisen: bossen verkleurden langzaam in herfstachtige tinten omdat er geen druppel regen viel.
 


Ik geloof dat het mooie weer tot diep in juli aanhield met daarna een beetje regenachtig weer. Maar, bladerend in het fotoalbum zie ik plaatjes van een rondvaart door de Rotterdamse haven eind augustus met alweer een strakblauwe lucht boven de kranen. Sla je de bladzij om, zie je ons op het Scheveningse strand. "September was mooi en warm," staat er bij. Het handschrift van mijn moeder.

Je maakt het een paar keer in je leven mee: zomers die niet van ophouden weten. Zomers om nooit meer te vergeten.

dinsdag 9 juli 2013

Buitenaardse schepping


Aan boord van de Voyager, het onbemande ruimtevaartuig dat inmiddels bezig is ons zonnestelsel te verlaten, bevindt zich materiaal over de mens en de aarde waarop wij wonen.  Mocht een intelligente beschaving, diep in het heelal, deze 'flessepost' ooit vinden, dan weten 'zij'  dat wij bestaan, of ooit bestaan hebben.

Radiotelescopen luisteren systematisch de ruimte af in de hoop ooit een signaal te ontvangen van verre werelden.

IJverige robotkarretjes rijden over het desolate Marsoppervlak en zoeken fanatiek naar sporen van leven. Een eencellige zou al breaking news zijn, maar helaas, tot nu toe is er nog geen teken van leven gevonden.
 

 

Toevallige evolutie

Ik las laatst een artikeltje waarin uitgelegd werd dat volgens de evolutietheorie het bestaan van buitenaardse intelligentie vrijwel onmogelijk is. Het leven is immers bij toeval ontstaan, een samenklontering van moleculen waarbij op goed geluk DNA ontstond. Uiteindelijk heeft zich daaruit een waaiert van levensvormen ontwikkeld waaronder, via de aapachtigen, wijzelf, de mens. Dit toeval kan zich onmogelijk elders in het heelal herhaald hebben. Nu zijn er in het Universum werkelijk ontelbare sterren met mogelijk miljarden planeten waar de omstandigheden dusdanig zijn, dat er leven zou kunnen ontstaan, dus de kans dat er toch elders wat bacteriën of algen rondzwerven is, zelfs in evolutionair opzicht, niet uitgesloten. Maar intelligente buitenaardse wezens?

 

E.T.

Maar als je gelooft dat het leven niet toevallig is... Zou de Schepper die ons heeft gewild en ontworpen ook elders in de ruimte Zijn scheppingswerk gedaan hebben? Hoe waarschijnlijk is het dat dat duizelingwekkende heelal, op de Aarde na, volledig levenloos zou zijn?

Stel dat E.T. op een dag toch via de radiotelescoop tot ons spreekt en vertelt dat het heelal wemelt van de volkeren....  De complete evolutietheorie kan op de helling, want leven blijkt ineens niet meer zo toevallig te zijn.

De vraag is of die beschaving rond de ster Tau Ceti, of dat indrukwekkende volk uit de Orionnevel  ook een religie heeft waarin een Verlosser voor zonden zou zijn gestorven. Of zou het elders heel anders zijn gegaan?

 
Als 'zij' zouden bestaan, zijn ze onbereikbaar ver en is contact menselijkerwijs onmogelijk. Voorlopig zullen we nog wel in ons uppie blijven, hier in dit hoekje van de Melkweg. En blijven we, als een door hormonen geplaagde puber, dromen over die 'ander'.

dinsdag 2 juli 2013

Feeksen en heldinnen


Een blog van Nicolien
 

Arend een blog over DE MAN, dan schrijf ik er een over de ultieme vrouw. En dat is al even lastig en onvermijdelijk stereotiep. Zover ik weet zijn er geen karakterweekenden voor vrouwen, georganiseerd door een stoere organisatie als De 4e Amazone: paardrijden, boogschieten en trapezezwaaien in Griekenland bijvoorbeeld.

Ach, wat is typisch vrouwelijk? Cupcakes bakken? Een beetje tuttebellen over of je kapsel een beetje zit en of de kleur van je nagellak overeenkomt met die van je hakjes? Eindeloos keuvelen over je gevoelens? Zijn we pas te porren voor een barbecue als er marshmallows te poffen zijn?

Misschien dat mannen denken: ach, die lieve onschuldige meisjes. De Bijbel helpt je uit de droom. Er zijn wel een aantal feeksen op te noemen: wat dacht je van koningin Izebel, de vrouw van koning Achab, die haar man fijntjes om haar vinger wond. Als Achab Nabot er niet toe kan krijgen om zijn wijngaard te verkopen, zorgt Izebel er voor dat hij van zijn land wordt gejaagd. Ze laat hem valselijk beschuldigen zodat ze hem stenigen.

Salomé, de dochter van koning Herodus. Ook geen katje dat je zonder handschoenen kon beetpakken. Na een wulpse dans (ik weet niet of ze in die tijd al aan paaldansen deden) krijgt ze een beloning van haar vader: "al is het de helft van mijn koninkrijk!" Madam wenste - daarbij aangezet door haar moeder - het hoofd van de gevangengezette Johannes de Doper. Netjes op een schaal, dat wel. Mevrouw hield van stijl.
 

 
Gelukkig zijn er genoeg Bijbelse heldinnen. Ester natuurlijk: van haremmeisje tot moedige Joodse koningin in het machtige Perzische Rijk. "Kom ik om, dan kom ik om." 

Ik heb vooral een zwak voor Ruth. Na de dood van haar man kiest ze er voor om haar schoonmoeder te volgen naar Bethlehem, in een voor haar onbekend land. Maar ze vertrouwt op de God van Naomi: "Uw God is mijn God."

En dan Maria. Ongehuwd zwanger van de Allerhoogste. Wie geloofde haar? Ook zij trok naar Bethlehem en werd de moeder van de man waar het in het Christendom om draait: Jezus.
Je hoeft Maria niet te aanbidden, maar de Protestantse Kerk negeert deze heldin mij wat te veel. Vandaar een beeld van haar bij dit blog. Met in haar zorgzame armen onze Heiland die de Heilige Geest (de duif) al in zijn handjes houdt.

 
Nicolien