Totaal aantal pageviews

dinsdag 28 april 2015

Het links-activistische milieu van De Woongroep


Na de succesvolle roman Dorsvloer vol confetti van Franca Treur, was ik nieuwsgierig naar haar tweede boek: De Woongroep.

Het Zeeuwse platteland heeft plaatsgemaakt voor Amsterdam, ook de personages en het milieu waarin zij opgroeiden zijn helemaal anders.
Na een wat moeizaam begin, begon het verhaal mij te pakken.

Elenoor Jansen heeft een aardige baan als content-manager. Maar, in haar knaagt een zeurend ‘is dit alles?-gevoel’. Haar vriend Erik ziet dat niet zo. Het liefst zou hij met haar gaan samenwonen en een gewoon ‘huisje-boompje-beestje leven’ willen leiden.
 
 

Elenoor kiest echter voor een idealistische woongroep in een voormalig weeshuis in Amsterdam-Oost. We maken kennis met de bewoners die allemaal iets links-activistisch hebben en zo is er alsnog een link te leggen met Treurs vorige boek. Want was het in het bevindelijk gereformeerde milieu bijvoorbeeld een doodzonde om naar de kermis te gaan, in de Woongroep is het not done om vlees in je koelkast te bewaren. Voedsel dien je uit de vuilcontainer van de supermarkt op te diepen. Bijna bedorven misschien, maar best nog te eten. Tijdens een niet-winkel demonstratie moet het publiek ervan worden overtuigd vandaag niet te consumeren. Iedereen die veel geld heeft, is een kapitalist. Politiemensen zijn fascisten en nazi’s.

De Woongroep maakt duidelijk dat elk milieu en elke levensovertuiging zo zijn ‘regels’ en conventies heeft.
Je merkt dat het Elenoor wel fascineert, maar dat ze toch haar bedenkingen heeft als het idealisme te veel doorschiet naar fanatisme.

Vanaf pakweg de tweede helft van de roman, neemt de spanning toe door allerlei verwachte en onverwachte verwikkelingen.
Treur heeft een beeldende schrijfstijl met veel innerlijke monologen waardoor je je niet alleen met de hoofdpersoon identificeert, maar haar bènt.

De Woongroep biedt een aardig kijkje in de keuken van het idealistische en activistische milieu van deze tijd.

 
De Woongroep / Franca Treur, Prometheus

maandag 20 april 2015

Muizen en speelgoedkatten


Op een avond sloop er iets over het laminaat richting plint. In het schemerlicht zag ik dat het klein en grijs was. Ik maakte expres wat lawaai en toen schoot het weg achter een kast.

Het deed me denken aan mijn ouderlijk huis. Daar hadden we regelmatig last van de kleine knaagdiertjes. Ze kwamen af op de balen stro en de voedselvoorraad voor de konijnen, maar drongen ook regelmatig het huis binnen, tot de slaapkamer aan toe.
Als kind vond ik het maar niks; je schrok er zo van. Mijn moeder vreesde een plundering van de voorraadkast. Dus mijn vader stopte gaten dicht en strooide giftige korrels, zette muizenvallen neer op strategische plaatsen.

Kluklu (links) en Lakemouw
 

Het hielp maar mondjesmaat. Misschien dat mijn twee speelgoedkatjes hielpen. De plastic poesjes zette ik dus als afschrikking neer op de vloer. Lakemouw en Kluklu heetten ze. In mijn kleuterbrein had ik Kluklu genoemd naar de Indiaan in Pipo de Clown en de naam Lakemouw was de combinatie van witte lakens en overhemdsmouwen met het gemiauw van een kat.
De muizen uit mijn ouderlijk huis moesten alleen maar lachen om die plastic vijanden.

Anno 2015 heb ik Lakemouw en Kluklu maar niet meer neergezet. Ze bestaan nog steeds en zijn zo onderhand persoonlijk cultureel erfgoed geworden, maar in je kinderlijkheid moet je niet blijven hangen.
Lokdoosjes met giftige tarwe had ik wel neergelegd, maar onze intelligente muis haalde zijn of haar neus er voor op.
“Dierenbeul,” had iemand gezegd. “Je kunt beter muizenvallen plaatsen, dan is het ‘tjak’ in één keer gebeurd, dan dat langzaam werkende gif”.

Dé oplossing was vrij eenvoudig: stop alle gaten in de plinten en langs verwarmingsbuizen dicht. Eén keer hoorde ik nog woedend gekrabbel en geknaag onder mijn voeten. Daarna werd het stil.
De muis had de aftocht geblazen.
Opvallend: sinds die tijd patrouilleert er een zwerfkat rond het huis.
Een echte.

dinsdag 14 april 2015

Christenen in de 21ste eeuw: achterblijvers of voorlopers?


Televisie? Het oog van de duivel.
Internet? Allerlei vuiligheid via een draadje of draadloos, bezoedelt de christelijke gezinnen.
Facebook: veel vrienden, weinig menselijke contacten. Twitter: iedereen schreeuwt maar wat. Linkedin: de grote carrière-show. Instagram: veel plaatjes, weinig praatjes. Tinder: één grote vleeskeuring…
En de kerken? Ze lopen leeg en worden zelfs gesloopt. De laatste kerkganger mag het licht uit doen.


 
De zon schijnt altijd op FB

Het afgelopen Vriendenweekend in Beekbergen had als thema: Christen@2015: Laatste der Mohikanen of Voorloper?

David Sies, baptistenpredikant in Harderwijk, sprak over social media. Bedreiging nummer zoveel voor christenen, of juist een uitdaging? De ontwikkelingen gaan razendsnel, hoe ga je als christen daarmee om? De valkuilen zijn er zeker: de voortdurende behoefte om zoveel mogelijk likes of volgers te krijgen: het verlangen naar bevestiging, erkenning. De zon schijnt altijd op Facebook, in real life loop je door de regen.

Maar er zijn genoeg uitdagingen en kansen: door de social media kunnen we ons eigen verhaal met God vertellen, er zijn nieuwe manieren om gemeenschappen te vormen en via crowdfunding kunnen we zomaar in no time een goed doel verwezenlijken.
 

Laatste der Mohikanen

De tweede spreker was professor Roel Kuiper, bijzonder hoogleraar aan o.a. de Theologische Universiteit Kampen, tevens Eerste Kamerlid voor de ChristenUnie.

De secularisatie grijpt om ons heen. Een christelijk fenomeen als de zondagsrust, is allang geen gemeengoed meer. Hoe reageer je daar op? Huil je met de wolven mee en denk je: wij zijn de laatste der Mohikanen? Verschans je je achter starre principes? Of ontdek je nieuwe mogelijkheden? Want niet iedereen buiten de kerk is van God of Jezus los.
 

Laat Babel bloeien

Twee Bijbelgedeelten kwamen dit weekend naar voren:
Psalm 137. De ballingen zaten te jammeren aan Babels rivieren. Verlangen naar de goede oude tijd.
Daar tegenover staat Jeremia 29. De profeet schrijft een brief aan de ballingen en roept op niet bij de pakken neer te zitten. Bouw huizen en leg tuinen aan. Trouw met elkaar en krijg kinderen. Bid voor Babel en zet je in voor haar bloei.

Je bent niet van de wereld, maar je bent wel in de wereld. Dus bid voor die wereld en zet je er voor in. Laat de wereld bloeien.
De boodschap voor christenen @2015.

dinsdag 7 april 2015

Geesten eten geen vis


Gemeente, het is vandaag Pasen. Een sprakeloos feest. Dus ga ik er vanochtend een beetje om heen draaien en er eigenlijk niets van zeggen.

 
Aldus een predikant jaren geleden. Het was de kortste preek die ik ooit heb gehoord. Pasen is ook om sprakeloos van te worden, maar ja, om er dan helemaal niets van te zeggen?

Misschien toch beter dan eindeloze verhandelingen over wat het nu geweest kan zijn, die verschijningen van Jezus. Een geest? Waren het hele tastbare liefdevolle herinneringen aan een bijzonder figuur? Een lichamelijke opstanding is voor velen een brug te ver.

Maar in de Bijbel staan nu juist verhalen waarin Jezus’ optreden toch behoorlijk lichamelijk wordt beschreven. In Lucas 24 wandelt Jezus mee met twee leerlingen die op weg gaan naar het dorp Emmaüs. Door verdriet overmand zien ze niet dat de man die meeloopt Jezus is. Pas als Hij met ze eet en het brood breekt, herkennen ze Hem.

Later verschijnt Hij aan de rest van de leerlingen en eet voor hun ogen een vis op. (Lucas 24: 43). Jezus verschijnt wel in kamers met gesloten deuren, maar geesten eten geen vis. Hier is meer aan de hand: Jezus is de dood de baas, maar is ook niet meer dezelfde als voorheen. De Opstanding is geen terugval naar het gewone leven, maar een stap naar een volmaakt leven en wij allemaal mogen met Hem mee gaan.

Als er geen Opstanding zou zijn geweest, was Jezus slechts een martelaar. Dan was het een eindeloos treuren over hoe mooi het vroeger was. Maar wie teveel omkijkt wordt een zoutpilaar en in ruïnes kun je niet wonen.

Pasen is een sprakeloos feest, maar er valt wel wat over te zeggen.