De
planeet Venus is geen hete hel, maar een immense oceaan met vaste en drijvende eilanden
waar talloze vruchtbomen groeien. De zon is er niet te zien, want het oppervlak
wordt omgeven door een dik wolkendek. Toch is het er overdag licht: een gouden
gloed belicht deze ongerepte wereld.
Er
wonen slechts twee mensen, een man en een vrouw. Ze leven in harmonie met de
natuur en wandelen met Maleldil, die wij aardbewoners God noemen.
Het
boek Perelandra van C.S. Lewis (onderdeel van een trilogie) boeit vooral omdat
het zo beeldend en zintuiglijk is geschreven. Je voelt het deinen van de zee en
het drijfland en je ruikt de vele vruchten. Er wordt een prachtige beschrijving
van een buitenaards ecosysteem gegeven.
Hoofdpersonage
Ransom wordt naar Venus gestuurd om het kwaad in de vorm van Weston te weren in
deze jonge wereld.
God
had gezegd: op alle drijflanden mag je wonen, maar het is niet toegestaan je te
vestigen op de Vaste Landen.
Lewis
demonstreert hoe het Kwaad te werk gaat. Sympathiek en sluw probeert het Onmens
de liefde van God te relativeren door te beweren dat Hij geen ontwikkeling en
zelfstandigheid wenst van de twee mensen. Het verdraaien van de waarheid in
eindeloze redenaties.
Ransom
raakt er zelf door ontmoedigd en vraagt zich op een gegeven moment af of God in
deze verre wereld wel aanwezig is. Kan een nieuwe zondeval worden voorkomen?
Een
intrigerende analyse van het kwaad in een onschuldige wereld.