Totaal aantal pageviews

zondag 21 februari 2016

De dood van een warenhuis


Met mijn moeder mee boodschappen doen. Als kind ging ik dan naar het buurtwinkeltje aan het Jaagpad waar de pakken en blikjes keurig geordend op de schappen stonden.

In de dichtstbijzijnde woonwijk had je de slager (waar ik een plakje worst kreeg), de drogist (dropje), kruidenier (blokje kaas) en de bakker (met een beetje mazzel een hele eierkoek). Had je kleding nodig dan ging je naar de kledingwinkel in de Delftse binnenstad. Voor gereedschap had je een zaak die van onder tot boven opgetast lag met allerhande schroevendraaiers, spijkers, moeren en wat al niet meer.

 



Op een dag mocht ik mee naar het warenhuis. Tientallen winkels in één. Een glimmend paleis met roltrappen en oneindig veel spullen. ‘Vroom en Dreesman,’ zei mijn vader. En het kon nog veel groter. In Den Haag en Rotterdam had je mega-warenhuizen: ook de V&D en de Bijenkorf.



V&D is niet meer. Toch kwam ik er nog regelmatig. Het lag op de route en het was makkelijk. Mijn laatste aankoop was afgelopen najaar. Een zwaar afgeprijsde winterjas. Binnen een week zat er een gat in de voering, na een maand begaf de ritssluiting het. Een veeg teken.

Een ambachtelijk zaakje heeft de jas weer opgelapt, het warenhuis is dood. Misschien gaan de kleine winkeltjes het weer overnemen. De slager met het plakje worst voor de kinderen, de drogist met dropjes. Een plaatselijke kledingwinkel, een ijzerwarenzaak met moeren en spijkers.

Wie weet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten