Het
raam wordt de kerkruimte binnengereden. Eén vierkante meter, kleurrijk maar
toch ook weer niet duizelend. Iris loopt er wat onzeker achteraan. Fay legt
haar hand op haar schouder. De pastoor loopt op de twee vrouwen af en geeft
handen.
‘Ik
was bang dat-ie onderweg zou sneuvelen, het ziet er zo kwetsbaar uit,’ zegt
hij.
‘Juist
daarom is het zo mooi,’ zegt Fay.
‘Als
kind speelde ik al met glas,’ vertelt Iris. ‘Ik heb me er een keer aan verwond,
daarna nooit meer. Het is venijnig en ook kwetsbaar materiaal.’
‘Ik
vind het prachtig,’ zegt de pastoor. Hij doet zijn bril af en bestudeert het
glas-in-lood van dichtbij.
Explosie
Het
lijkt op een explosie. Een intense lichtbron in het midden, uitwaaierend in
regenbogen. Ze was – bij wijze van therapie - aan een mozaïek van oude
tegelstukjes begonnen, maar bedacht halverwege dat ze met glas wilde werken.
Het
is nu meer dan een half jaar geleden. Operaties, CT-scans, Posttraumatisch
Stresssyndroom, ze heeft er ondertussen genoeg van: behandelkamers en
ziekenhuisbedden. Het hoeft ook niet meer. Hoewel de littekens op haar buik en
zij herinneren aan de explosie van geweld, is haar gezondheid nu best goed.
Strijdbare
vastberadenheid
Ze
gaat gewoon weer haar gang. Rondjes hardlopen in het park of door het bos met
een strijdbare vastberadenheid. Ze laat zich niet langer meer gijzelen door
angst.
Ze
heeft trouwplannen. Gek, dat zo iets in een stroomversnelling is gekomen. Ze
houdt meer van Stefan dan ooit. Misschien kinderen? De gynaecoloog heeft gezegd
dat dáár geen blijvende beschadigingen meer zijn, dus in principe kan het. Ze
vind het op zich heerlijk om intiem met Stefan te zijn, maar het maakt haar (en
ook hem) onzeker waardoor het niet meer zo onbevangen is als vroeger. Ze heeft
het gevoel dat haar hele seksualiteit opnieuw uitgevonden moet worden.
Jezusbeeld
‘We
bevestigen jouw kunstwerk daar aan de muur en doen er een felle lamp achter,’
wijst de pastoor.
Ze
is eigenlijk helemaal niet kerkelijk. Dat Fay haar heeft gered van een zekere
dood, is voor haar het bewijs dat er een hogere macht moet zijn. Ze las op een
site dat je al jouw verdriet voor de voeten van Jezus mag werpen. Makkelijk
gezegd. Ze kreeg een idee. Ze zocht wat
tegelscherven bij elkaar, besloot dat dit haar kapotgeslagen leven was,
en ging er mee naar een kerk in de binnenstad.
Ze gooide de scherven onder aan een Jezusbeeld. Pastoor in paniek en zij
barstte in huilen uit. Het uiteindelijke gevolg is dat naar glas-in-lood
creatie nu in deze kerk is.
Kwetsbare kracht
‘Dat
glas straalt een kwetsbare kracht uit,’ zegt de pastoor. ‘Het materiaal is
broos, toch weet je er met een verfijnde perfectie kunst uit te scheppen.’
‘Ik
heb er vaak ’s nachts aan gewerkt,’ zegt Iris. ‘Als ik weer een nachtmerrie
had, besloot ik glas te gaan snijden.’
Ze
doet even haar ogen dicht. Dit is haar toekomst. De zolder moet atelier worden.
Ze wil experimenteren en proberen. Cursussen volgen. Glas zal steeds haar
materiaal zijn. Ze zal exposeren in galeries en musea. Ze gaat dat gewoon doen.
Made by Iris. Ze vlogt er nu al over
en zet haar filmpjes op YouTube.
‘Dat
ene filmpje op YouTube vond ik best heftig,’ zegt de pastoor. ‘Toch vond ik het
indrukwekkend. Het is een soort moderne Psalm, ruw en rauw.’
Ik heb een naam
In
het filmpje zie je Iris hardlopen door het park. Tussendoor fragmenten waarin
glas aan gruzelementen wordt geslagen. Rode verf sijpelt tussen de scherven als
was het bloed. Dan beelden van vrouwen die krav maga beoefenen, heavy metal op de achtergrond. Die opnames schoot ze in de sportschool bij haar in
de buurt. Vervolgens het betraande gezicht van Iris zelf, gefilmd door Stefan.
Trieste vioolmuziek erbij. En daarna haar vingers met roodgelakte nagels die de
stukjes glas bijeen zoeken. Allerlei gekleurde stukjes glas die een regenboog
vormen. Speeldoosjesmuziek. Haar stem als statement, een geprojecteerde Engelse
tekst als vertaling.
‘Ik ben geen anoniem
slachtoffer van een zedenmisdrijf. Ik ben geen lustobject dat je na gebruik
kunt dumpen in de struiken. Ik ben een universum van dromen en gedachten.
Ik heb een naam. Ik
heet Iris. Ik ben een dochter – het enige kind - van mijn ouders. Vriendin van mijn grote liefde. Ze hebben de buik van
mijn moeder opengesneden om mij ter
wereld te laten komen. Voluit noemden ze mij Iris Lucia. Jij tovert regenbogen
in een grijze wereld, stond er op mijn geboortekaartje. Ik zal regenbogen
blijven toveren zo lang ik leef.’
Regenbogen voor
altijd
Ze
loopt met Fay naar een hoekje van de kerk om kaarsjes te branden. Haar
gedachten dansen als muggen door haar hoofd. Dat filmpje gaat behoorlijk viraal.
Heeft ze er wel goed aangedaan om het op internet te zetten? Ze deelt haar zorg
met Fay.
‘Ik
vind het dapper dat je het hebt gepubliceerd,’ zegt haar vriendin.
‘Straks
denken ze dat ik mijn trauma uitbuit omwille van mijn kunst.’
‘Natuurlijk
niet,’ weerspreekt Fay haar. ‘Je hebt je kwetsbaar opgesteld, maar daaruit put
je ook je kracht. Het maakt ontzettend veel los bij mensen die iets dergelijks
hebben meegemaakt. Ze identificeren zich met jou.’
Iris
knikt. ‘Ik zou ze allemaal willen troosten, maar ik heb er de kracht nog niet
voor.’
Fay
knielt en steekt een kaarsje aan.
‘Ik
heb genoeg aandacht gekregen,’ zegt Iris. ‘We steken vandaag kaarsjes aan voor
alle slachtoffers van incest en huiselijk geweld.’ Ze koestert de pasgeboren
vlammetjes.
Wat
zou erger zijn? Tien minuten horror of een jeugd vol misbruik. Het is de
vergelijking tussen een explosie en een veenbrand. De veenbrand is erger,
besluit ze. Ze wil het zo graag relativeren. Ze kijkt naar de vlammetjes. Haar
ogen worden vochtig. Ze ziet een vloeiend haardvuur en regenboogjes aan de
randen.
Ze
is opnieuw geboren. Fay bracht haar ter wereld. Ze heeft rivieren gehuild, maar
nu mag de zon weer knipogen. Zij tovert regenbogen, voor altijd.