‘We
gaan vandaag naar een oud collega van mij,’ zei mijn moeder op een dag.
‘Het
is een oude dame die in Rotterdam Zuid woont.’
‘Gaan
we met de trein?’ vroeg ik.
‘Het
eerste gedeelte wel, maar dan stappen we over op de ondergrondse.’
Het
klonk ontzettend spannend. Als een mol onder de grond reizen. Op station
Rotterdam Centraal daalden we een trap af naar een wereld onder straatniveau.
Ook daar reden treinen. Pijlsnel denderden we door lange donkere tunnels. Het
enige wat je zag waren buizen en leidingen aan de tunnelwanden die leken te
sidderen vanwege de snelheid van onze wagon. Dwars onder het verkeer door.
Zelfs onder de Maas.
Op
Zuid knipperde ik met mijn ogen. We kropen hier onze buis uit en stegen naar
een hoog viaduct. Nu keek je neer op het stadsgewoel. Zuidplein was de plaats
waar we moesten uitstappen. Hier ergens woonde de oude collega.
Ik
las in de krant (de Metro) dat de Rotterdamse metro vijftig jaar bestaat.
Grappig om terug te denken aan mijn eerste metro-ervaring. Ik had wat te
vertellen in de klas. Ondergronds reizen? De meeste kinderen gingen altijd met
de auto.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten