Witlof,
rodekool met appeltjes, prei, mandarijnen, borrelnootjes, bitterkoekjes,
grapefruit, graatrijke vis.
Zomaar
enkele gerechten die ik als kind absoluut niet lustte. Gekookte witlof vind ik
nog steeds niet echt lekker, maar als onderdeel van een rauwkostsalade kan het
er mee door. Aan grapefruit zal ik wel nooit wennen, terwijl ik mandarijnen in
grote hoeveelheden eet. Waarschijnlijk vond ik als kind de pitten die er soms
inzaten niet geweldig. En die borrelnootjes hadden een hard korstje wat ik als
kleuter niet kon waarderen. Nog altijd is gebakken vis met veel graten voor mij het zelfde als gebakken speldenkussen.
In
het maartnummer van Quest stond een artikel over smaakontwikkeling. Vanaf je
vierde jaar verandert je voedselvoorkeur nauwelijks meer. Een afkeer voor
bitter (witlof, grapefruit) kan genetisch bepaald zijn, de rest zit min of meer
'tussen je oren'. Soms kan ziek worden de oorzaak zijn dat je (tijdelijk) iets
niet lust. En inderdaad. In mijn kindertijd kreeg ik na het eten van rodekool
met appeltjes een griepaanval. Het had niets met elkaar te maken, maar het
zorgde er wel voor dat ik jarenlang walgde van rodekool. De nare associatie was
gelegd en pas rond mijn tienertijd durfde ik voorzichtig weer een hapje te
nemen van het rode gerecht. Inmiddels vind ik de groente weer heerlijk.
Je
bent nooit te oud om iets nieuws te proeven. Afgelopen weekend at ik een roze
pitaya (drakenvrucht). Ik had zoiets eerder gegeten in Mexico of Thailand. Er
zat weinig smaak aan. Maar, wie weet, ga ik het 'draakje' ooit nog waarderen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten