Al sinds mijn kindertijd eet en drink ik uit de gracht. Mijn ouders schonken koffie uit de Westertoren. De zwarte pentekeningen van grachtenhuisjes op kopjes en borden fascineerden mij al vroeg. Eerst dacht ik dat Delft, mijn geboortestad, werd afgebeeld op het witte aardewerk. Mijn moeder vertelde me dat het Amsterdam was: een soort Delft, maar dan in het groot.
Ooit kon je een compleet Amsterdam-servies of Gouden Eeuw servies bij elkaar sparen en dat blijkt nog altijd populair te zijn. Toen ik zelfstandig ging wonen stond er een doos met ‘Amsterdams porselein’, zoals ik het gekscherend noemde, op zolder en mocht ik dat meenemen. Dus drink ik nog iedere keer koffie uit de Brouwersgracht, eet ik soep uit de Prins Hendrikkade en is het Prinseneiland een eierdopje.
Ook Nicolien is gecharmeerd van het nostalgische aardewerk. Toen zij destijds in Amsterdam ging studeren was ze meteen verrukt van de stad. In haar omgeving werden wel wat wenkbrauwen gefronst. Ging dat wel goed, een degelijk gereformeerd meisje uit Veluwse contreien naar het ‘zondige’ Amsterdam. Ja, dat ging goed. “Ik vind nergens zoveel oprecht geloof, dan juist in Amsterdam,” verklaarde ze al spoedig.
Ik leg mijn oor tegen de koffiepot, doe mijn ogen dicht en hoor het carillon van de Westertoren wijsjes spelen…
Herkenbaar, ook ik ken het servies uit m'n jeugd. Kennelijk goede kwaliteit, onverwoestbaar.
BeantwoordenVerwijderenGroetjes, Maneschijn