Op
een avond sloop er iets over het laminaat richting plint. In het schemerlicht
zag ik dat het klein en grijs was. Ik maakte expres wat lawaai en toen schoot
het weg achter een kast.
Het
deed me denken aan mijn ouderlijk huis. Daar hadden we regelmatig last van de
kleine knaagdiertjes. Ze kwamen af op de balen stro en de voedselvoorraad voor
de konijnen, maar drongen ook regelmatig het huis binnen, tot de slaapkamer aan
toe.
Als
kind vond ik het maar niks; je schrok er zo van. Mijn moeder vreesde een
plundering van de voorraadkast. Dus mijn vader stopte gaten dicht en strooide
giftige korrels, zette muizenvallen neer op strategische plaatsen. Kluklu (links) en Lakemouw |
Het
hielp maar mondjesmaat. Misschien dat mijn twee speelgoedkatjes hielpen. De
plastic poesjes zette ik dus als afschrikking neer op de vloer. Lakemouw en
Kluklu heetten ze. In mijn kleuterbrein had ik Kluklu genoemd naar de Indiaan
in Pipo de Clown en de naam Lakemouw was de combinatie van witte lakens en
overhemdsmouwen met het gemiauw van een kat.
De
muizen uit mijn ouderlijk huis moesten alleen maar lachen om die plastic
vijanden.
Anno
2015 heb ik Lakemouw en Kluklu maar niet meer neergezet. Ze bestaan nog steeds
en zijn zo onderhand persoonlijk cultureel erfgoed geworden, maar in je
kinderlijkheid moet je niet blijven hangen.
Lokdoosjes
met giftige tarwe had ik wel neergelegd, maar onze intelligente muis haalde
zijn of haar neus er voor op.“Dierenbeul,” had iemand gezegd. “Je kunt beter muizenvallen plaatsen, dan is het ‘tjak’ in één keer gebeurd, dan dat langzaam werkende gif”.
Dé
oplossing was vrij eenvoudig: stop alle gaten in de plinten en langs
verwarmingsbuizen dicht. Eén keer hoorde ik nog woedend gekrabbel en geknaag
onder mijn voeten. Daarna werd het stil.
De
muis had de aftocht geblazen.Opvallend: sinds die tijd patrouilleert er een zwerfkat rond het huis.
Een echte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten