Totaal aantal pageviews

donderdag 31 december 2015

Zes verbazingwekkende trends voor 2016


Op de valreep van dit jaar nog een blogje. We zijn altijd benieuwd wat de trends voor het komende jaar gaan worden. Ik vroeg het aan onze beroemde en  veelgevraagde trendwatcher en futuroloog Jodocus Duim.



De smartdrone is altijd bij je



Het is lang verborgen gehouden, maar in 2016 wordt hij geïntroduceerd. De smartdrone vliegt altijd een halve meter boven je en navigeert je overal heen. Wil je iemand bellen of muziek luisteren, dan daalt hij af en vliegt hij naast je gezicht.



Oranje Pieten



Er komt een einde aan de Pietendiscussie. De komende zomer missen we het Oranje voetbal zo erg dat het idee ontstaat om Zwarte Piet voortaan maar oranje te laten kleuren. Iedereen tevreden. Om de nieuwe traditie kracht bij te zetten, meert Sinterklaas in 2016 in het Drentse plaatsje Oranje aan. Als Nederland zijn CO2 doelen wil halen zal dit echter niet per stoomboot gebeuren.



Iedereen aan de ‘groupie’



De selfie is zo 2015. In dit nieuwe jaar wordt de groupie heel erg trendy. Sommigen denken misschien nog aan vrouwelijke fans van popgroepen, maar in 2016 betekent groupie een groepsfoto dat je met je telefoon (of smartdrone) maakt. Is een stuk gezelliger dan die egoïstische selfie.



Flop 2000



Om toch wat zinnigs te doen te hebben komende zomer zonder onze oranjemannen op het voetbalveld, introduceert Radio 2 eind juni de Flop 2000. De 2000 meest slechtste en geflopte platen ooit worden dan gedraaid. Er zullen zelfs nummers tussen zitten die de studio nooit hebben gehaald. Dus dat kan nog heel wat verrassingen opleveren.



X-masBBQ



Dit wordt de kersttrend voor de komende jaren. Nu de temperaturen rond Kerst lenteachtig blijken te worden, gaan we die kalkoen, of Flappie het konijn, gewoon op de barbecue leggen.



Jezus in de tuin



Boeddhabeelden in de tuin zijn zo ouderwets. De nieuwste buitentrend wordt Jezus. Een vertegenwoordiger van een authentieke Europese godsdienst als tuindecoratie. In de handel komen de crucifixen, stalletjes met het kindje Jezus of gewoon een fors Christusbeeld. Zeker na de Olympische Spelen in Rio, wordt dat laatste hartstikke in.






zondag 20 december 2015

Aandacht voor Jezus tijdens het Winterfeest

Misschien komt het er ooit nog eens van, misschien maken we het nooit meer mee: een witte Kerst.
Ach, het lijkt zo romantisch. Een smetteloze witte deken op de daken en in de straten. Sneeuwvlokjes die naar de aarde dwarrelen. En dan luiden de kerkklokken en wordt er devoot ‘Midden in de winternacht’ gezongen.
Sprookjes zijn waardevol en dat moeten we vooral zo houden.
 
De herders bleven mooi binnen
 
De meeste historici en theologen zijn er inmiddels wel over uit: Jezus werd helemaal niet op 25 december geboren. Rondom Bethlehem is het dan veel te koud en het gras is niet meer mals om schapen buiten te houden. Herders die midden in de nacht in het veld de wacht hielden bij hun vee? Die wisten wel beter.
Ook een volkstelling in de winter houden zou niet handig zijn geweest. Sommigen moesten er wel een week voor reizen. Keizer Augustus  was wel zo slim om dat in een ander jaargetijde de organiseren.
 

Geen witte Kerst, wel een dagje een witte zomer in Noorwegen...
 

 
Pompoensoep met paddenstoelen
 
Eind september is de beste datum voor Kerst. Pompoensoep met paddenstoelen als kerstdiner, ik zie het wel zitten. Aan de hand van berekeningen rondom planetaire conjuncties (Ster van Bethlehem) kwam iemand anders nog uit op 17 juni, maar, al struinend over het internet, blijkt 29 september van het jaar 2 voor Christus (!) de beste papieren te hebben. Dan zou de geboorte hebben plaatsgevonden met Joods Nieuwjaar, Rosh Hashannah, ook wel het Feest van de Bazuinen genoemd.
 
Prettig Winterfeest!
 
Misschien is het beter om dat hele kerstgebeuren rond december gewoon af te schaffen en er een Winterfeest van te maken. De winterman (voorheen kerstman) speelt daarin een centrale rol. En natuurlijk staat er een winterboom in onze kamer, met winterlichtjes en winterballen.
Eind september staan de kerken dan uitgebreid stil bij de geboorte van onze Heiland en Redder.
Maar ja.
Aangezien tijdens het Winterfeest de meesten toch een beetje moeten denken aan dat kindje in een voederbak, is het wellicht handig om het zo maar te laten.
Aandacht voor Jezus tijdens het Winterfeest.
 
 
 

vrijdag 11 december 2015

Telefoonherinneringen

Telefoneren deed je vroeger bij mij thuis op de gang. Daar stond een bakelieten draaischijftoestel op een speciaal berkenhouten telefoonmeubel. Een stoel was er niet. Je stond te bellen of je ging op de tochtige vloer zitten. Dat alles om te ontmoedigen dat je te lang aan de lijn zou blijven. Bellen was niet goedkoop.
Onder het berkenhouten tafeltje bevond zich een rek met twee telefoonboeken, eentje voor de regio Delft en eentje voor Den Haag en ommelanden. Bovendien kon je een exemplaar van de Gouden Gids raadplegen.
 
 

Pas in de jaren ’90 introduceerde mijn moeder een kantoorstoel zodat ze tenminste kon zitten en graag draaide ze de radiotor in de gang op de hoogste stand, want ze wilde niet kouvatten tijdens het bellen.
 
Het was in die tijd – eind 1994 – dat iemand op mijn werk vol trots zijn mobiele telefoon liet zien.
“Is dat niet een beetje overdreven?” was de reactie. “Moet je dat ding overal heen sjouwen en buiten de Randstad zul je vast geen bereik hebben.”
“Ik voorspel je,” zei de collega, “binnen tien jaar heeft iedereen zo’n telefoon. We zullen er niet meer buiten kunnen.”
 
Ik denk nog vaak aan die uitspraak. Zijn profetie werd de waarheid.
Vandaag de dag hebben we magische doosjes van Pandora op zak. Ja, je kunt er ook mee bellen, maar je kan er ook de hele wereld mee bekijken en beluisteren. Je vindt ermee je weg en je maakt er foto’s mee die je vervolgens aan iedereen die het maar wil zien, rond-appt of – facebookt. Of je je nou in Alkmaar of Australië bevindt.
Nog even en iedereen kan er mee betalen, mee kopen en verkopen. Mee ademen. De smartphone wordt een deel van ons. Misschien verlangen we ooit nog eens terug naar het bakelieten draaischijfapparaat op een berkenhouten tafeltje in een tochtige ongezellige gang.

donderdag 3 december 2015

Lezend door Amsterdam

Parken worden letters, in de gracht drijft een zin. Een gedicht op straat, proza op pleinen.
 
Toen ik in mijn dagblad las over “Leesbaar Amsterdam”, een stadsplattegrond van onze hoofdstad , maar dan in literaire citaten en typisch Amsterdamse uitspraken, bestelde ik direct.
 
Je bent op Centraal de trein nog niet uitgestapt of je hebt al een ontmoeting met Remco Campert. <<Nogal wiedus dat ik naar de hoofdstad ga>>, zei hij toen. <<Toffe stad, weet je wel>> voegde hij er loslippig aan toe.
Het citaat komt uit Tjeempie, of Liesje uit Luiletterland.
 
Op de Dam zie je Kees de Jongen van Theo Thijsen. Daar was de Dam, Jawel, hoor, het stelletje zwervers zat weer op de stenen rand van ’t monument.
 
En zit in die discotheek bij de Munt niet André Hazes? Naast hem een lege kruk en ach, die bleef leeg. Was dat echt bij de Munt of komt het omdat de coördinaat van de letterkaart op die plek H6 is?
 
Zwervend langs de grachten. Zoveel teksten, zoveel woorden. Knarsende trams spreken boekentaal, iemand zingt een liedje, je duizelt van de citaten. Op de Prinsengracht bijvoorbeeld: Op de Prinsengracht aangekomen nam Miep ons gauw naar boven, het Achterhuis in. Anne Frank natuurlijk.
 
Door naar de P.C. Hooftstraat. Die vrouw daar is Evelien.
Ze sloeg de P.C. Hooftstraat in. De meeste winkels waren nog niet open. Ze voelde zich leeg. Ze had nog rustig een uur thuis kunnen blijven. (Martin Bril)
 
Nu je toch in de buurt bent, kun je net zo goed even het Vondelpark in. Een park genoemd naar een dichter, welke stad heeft dat? Simon Carmiggelt slentert over het pad. Toen ik de oude man die in het Vondelpark stond enige meters gepasseerd was, riep hij me na: “Hé, kom eens hier.” Ik draaide me om en liep naar hem toe. “Wat is er?” vroeg ik. “O nee, ik bedoel u niet,” antwoordde hij. “Ik bedoelde m’n hondje. Die kleine zwarte daar.”
 
Tijd om weer naar huis te gaan. Ineens ben je in een andere tijd. Je staat aan de oever van het IJ. Het is een zwoele avond in 1925 en Israël Querido laat je weg mijmeren.
Over het IJ bleekte een violette hemelschijn in het zomerig duister, tegen steigers, sloepen, botters en wallekant aan.  
 
Met Leesbaar Amsterdam ben je in een waar “Luiletterland”.

zaterdag 21 november 2015

Tussen elf en een zijn spoken op de been...

Camping gesloten. Dat is een tegenvaller, maar er is een alternatief. Een heel bizar alternatief: een heus spookhuis. Aan de rand van het oude mijnstadje moet de griezelige woning staan, ik hoef alleen de sleutel te vragen bij de weduwe Mrs. Jubilee. Aan de overnachting zijn geen kosten verbonden, het zou er nog bij moeten komen. Spookhuizen, denk ik. In hoeverre moet ik dat geloven?
 
Ik heb de indruk in een spannend kinderboek te zijn gekropen als ik aanbel bij het schamele huisje van de weduwe. Een vrij forse dame met lang grijs haar doet open en wil mij wel de sleutel geven.
 
Het beruchte huis staat aan de rand van een akker en heeft een Victoriaanse bouwstijl. Het was ooit het bezit van een mijningenieur, maar die pleegde zelfmoord en toen begon het gespook. Knarsend draait Mrs. Jubilee de prachtige, met houtsnijwerk versierde, voordeur open. Onze voetstappen klinken schrikachtig in de schemerige gang. In de woonkamer lijkt er sinds 1915 geen verandering te hebben plaatsgevonden. Stoffige fauteuils, een haard waar het vuur een eeuw geleden werd gedoofd. Echt geriefelijk hebben de spoken het hier niet gemaakt. We gaan een krakerige trap op en komen in een slaapkamer waar een hemelbed staat. De weduwe geeft mij schone lakens mee en wijst me de badkamer waar geen douche is, wel een lavet en een wc. Dan gaat ze weer en wenst me heel veel sterkte. “Tussen elf en één zijn spoken op de been, rond het middernachtelijk uur, krijgen logees het zuur,” krast ze nog en weg is ze.
 
 

Mijn hart klopt onrustig, maar ik wuif het gehamer in mijn borstkas weg. Spoken bestaan niet. De oude mijningenieur kan niet meer als een geest door dit pand waren.
 
Er is een keukentje waar ik mijn eten klaarmaak. Omelet met rijst en groenten als rauwe spinazie, wortelen en radijs. In de pannen zitten allemaal zilvervisjes die ik onder de hete kraan wegspoel.
Die avond open ik een fles whisky om mezelf wat moed in te drinken. Niet teveel, anders ga ik daadwerkelijk nog geesten zien.
 
Op het hemelbed leg ik mijn slaapzak neer en rond elf uur kruip ik er in. Ik knip het licht uit, de lamp gloeit nog even geheimzinnig na. Al snel valt me een zangerig geluid op dat heel ver weg klinkt. De wind? Ik draai me om en probeer te slapen. Een koude bries strijkt over mij heen. De windvlaag lijkt wel uit een oude klerenkast te komen. Heel zachtjes, maar steeds harder, hoor ik een getik, alsof er een troep beestjes uit een andere dimensie mijn kant op marcheert. Het zangerige geluid zwelt aan en ebt daarna weer weg. Voor even.
 
Ja, spoken doet het hier. De vraag is alleen wat de oorzaak er van is. Het is mijn rationele ik. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Je leest natuurlijk weleens verhalen. Lichtende manifestaties, klopgeluiden, meubels die vanzelf gaan schuiven.
 
Ineens begint de oude klerenkast te trillen. Weer een tocht koude lucht in mijn gezicht. Hebben we te maken met iets occults? Ik zal het weten! Ik spring uit bed, open met gemak de kleerkast. Een vreemde blauwgroene schemer in het binnenste. De slaapkamer wordt er flauwtjes door verlicht. Ik voel me misselijk worden. Mijn verstand lijkt verloren te hebben. Snel sluit ik de kastdeur en doe het licht aan. Er klinkt verstoord gestommel in de kast.
 
“Kom er maar uit, spook!” roep ik.
Geen reactie.
 
Ik pak mijn telefoon. Ik kan het alarmnummer bellen, mochten de fantomen het echt op hun heupen krijgen. Dan een idee. Het licht gaat weer uit. Voorzichtig doe ik de kastdeur open. Kevers met een lengte van zo’n anderhalve centimeter krioelen over de lege planken. Hun achtersten gloeien. Onder in de kast zie ik een groot gat aan de muurkant. Met de zaklantaarnfunctie van mijn telefoon beschijn ik het geheel. Niet alleen de kastwand is aangevreten, daarachter bevindt zich direct een gat in de muur waar een koude bries vandaan komt en een zangerig geluid. Kevers zie ik het gat in vluchten.
 
Snel daal ik af naar de woonkamer. Ik voel me als een kind dat een geheimpje aan het onthullen is. Achter de muren hoor ik eveneens dat spookgeluid.
“De spouwen zijn hol, daar blaast de wind doorheen,” verklaar ik hardop. De glimwormen kruipen er van buiten in en het zal me overigens ook niet verbazen als er een verbinding is met de mijnen diep onder mij. De groeven zijn sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw verlaten.
 
Als ik weer in mijn slaapzak kruip vind ik het toch jammer. Het sprookje is verjaagd door een verstandelijke verklaring.
Echt lekker slapen doe ik niet. Ik meen glimwormen over de vloer te zien kruipen. Ook een ander getrippel. Muizen?
 
Van spoken ontbreekt ieder spoor.

donderdag 12 november 2015

De dag waarop je naar de kerk gaat

Klokgelui klinkt over de daken van de stad. Het is stil in de straat, voor de meeste ramen zijn de gordijnen nog dicht. Toch zie je hier en daar groepjes fietsers die op weg zijn. Mensen lopen van hun parkeerplek naar dezelfde bestemming.
De winkels zijn dicht, sloten gisteren tegen een uur of zes al hun deuren.
De kerken daarentegen zijn open en langzaam druppelen steeds meer kerkgangers het gebouw binnen.
 
Gisteren op school
De jeugd joelt wat op het plein voor de kerk. Sommigen hebben een bal bij zich. Een ouder maant om rust: morgen kun je voetballen wat je wilt. Dan zijn er de sportwedstrijden. Ach, ik begrijp de kinderen wel. Gisteren zaten ze nog op school en nu is het de Dag des Heren.
De kerk is inmiddels vol gestroomd. De dienst kan beginnen. De predikant had gisteren nog een trouwerij, nu moet hij al weer een morgendienst leiden. Vanmiddag heeft hij een gastbeurt in een andere stad, maar morgen kan hij gelukkig uitslapen.
 

 
Baantje
Na de dienst is er koffie en thee. Voor de kinderen is er limonade. Iemand vertelt dat hij morgen naar een pretpark gaat met de kinderen. Een ander zegt dat hij op die dag gaat winkelen: eindelijk eens die nieuwe telefoon kopen. Er zijn er ook bij die morgen moeten werken. “Ik heb een baantje bij de supermarkt,” zegt een meisje. “Vroeg opstaan dus.”
 
Na de kerk de kroeg in
’s Middags, rond een uur of vijf, is er een iets kortere kerkdienst. Na afloop gaat veel jeugd uit. Even nog een hapje eten en dan lekker stappen. De kroegen openen hun deuren, het restaurant maakt het terras klaar. Tegen een uur of tien kun je al een beetje chillen in de discotheek, maar na twaalven wordt het pas echt gezellig.
 
Dag van de zon
De volgende dag slapen veel mensen uit, maar anderen gaan sporten. Met grote sporttassen trekken ze naar het veld. De winkels gaan open, de winkelstraten zullen vooral in de middag stampvol zijn. Anderen gaan naar de plas, lekker bakken in de zon. Het is immers zondag, de dag van de zon.
Nog even genieten, want morgen begint de werkweek weer. Je doet je ogen dicht en je weet niet beter of het is altijd zo geweest. Op zaterdag naar de kerk, op zondag lekker doen waar je zin in hebt.
 
Wat zegt de Bijbel?
Je denkt aan Exodus 20: 8-11. Over de instelling van de sabbat. Merkwaardig dat er christenen zijn die daar een ander idee over hebben. Het zijn er niet veel, maar ze noemen zich de Eerstedag Adventisten. Zij gaan op zondag naar de kerk. Niet Bijbels, zou je zeggen. Maar ach, wie ben ik om daarover te oordelen.

vrijdag 30 oktober 2015

Ik steeg omhoog en overzag mijn jeugd

Ik steeg omhoog en overzag mijn jeugd.
Als ik in Rotterdam zou zijn geboren had ik de Euromast beklommen, zou ik Amsterdammer zijn geweest, nam ik de toren van de Oude Wester. Groningen: de Martinitoren. Maar mijn jeugd bracht ik door in Delft, dus beklom ik afgelopen dinsdag met mijn zus de toren van de Nieuwe Kerk in Delft.
Je moet geen last hebben van claustrofobie vanwege de smalle wenteltrap in een krappe torenschacht en vooral geen hoogtevrees hebben. Maar eenmaal boven ligt mijn jeugd aan mijn voeten.
 
Grachtjes en smalle straatjes. De wereld is veranderd in lilliputter-formaat en heeft iets grappigs.
In het noorden de gebouwen die vroeger hoorden bij de Gist- en Spiritusfabriek. Het bekende ‘Delftse luchtje’. Daarachter een groen vlak. Ergens moet daar ’t Haantje zijn waar ik met mijn ouders en zus woonde en mijn eerste stapjes zette.  
In het noordwesten lag de werkgelegenheid van mijn vader: de kassen van Sion. De glazen huizen worden vervangen door een woonwijk, gelet op de ragfijne hijskraantjes die nog net zijn te ontwaren. Wat kwam ik vaak in de moestuin. Ik kweekte er mijn eigen groenten: tuinkers (simpel), schorseneren (de halve tuin ondersteboven spitten om de pennen te oogsten).
Westelijk is het nevelig. Ook mijn lagere school, de Prinses Irene School is in de nevel van de tijd verdwenen, want het gebouw bestaat niet meer. Wat zou er van de school-schildpad geworden zijn? Deze trage reptielen kunnen oud worden, dat wel. Het Christelijk Lyceum Delft is er nog wel, maar door die heiigheid niet goed te zien. De school waar ik tussen 1985 en 1987 op de havo zat en waar het schoolreisje naar Turkije ging.
 
Wel kan ik een vormpje ontdekken tussen de herfstige bomen: de Hofkerk met daarachter de Lindenhof. Het verzorgingshuis waar mijn ouders de laatste jaren van hun leven hebben doorgebracht.
Het Westerkwartier ligt eigenlijk al bijna op de voorgrond. Komisch, al die kleine dakjes. De Buitenwatersloot is vanaf hier inderdaad een slootje. Hier ging ik naar de mavo en was ik voor het eerst verliefd.
Een blik naar beneden in zuidelijke richting en je ziet de Breestraat waar ik menig avond doorbracht in Café Parlé, de koffiebar van de Youth for Christ. Bijbelstudies en verhitte discussies over jodendom en christendom. Totdat het Stichtingsbestuur eens poolshoogte kwam nemen. Judaïseerden wij niet te veel?
Zuidoost: Rotterdam, de geboortestad van mijn moeder, is slechts vaag zichtbaar.
De geel-blauwe gevel van de Ikea bij de A13 schittert in de oktoberzon. Toen ik zelfstandig ging wonen kocht ik veel tweedehands meubelen en vulde dat aan met bijvoorbeeld de Billy boekenkast van de Zweedse meubelgigant.
 
In het oosten is het beeld het scherpst. De bomen van de Delftse Hout zorgen voor een prachtige groen-rood-gele zoom van de Delftse bebouwing. Menig voetstap en fietsbandenspoor liggen er van mij. Beestjes kijken in het Hertenkamp, een duik in de plas.
Nog verder zie je nieuw aangeplante bossen met aan de horizon: Zoetermeer. Sweet Lake City, noemde onze aardrijkskundeleraar deze suburb van Den Haag altijd.
In het noordoosten en wederom het noorden wordt de achtergrond gedomineerd door de skyline van Den Haag. Daar studeerde ik aan de Bibliotheekacademie. Maakte er vrienden en probeerde ik volwassen te worden.
Ik steeg omhoog en overzag mijn verleden. Het moment om weer af te dalen. Het waren andere tijden. Terug naar de onze.
 
 
 
 
 

dinsdag 20 oktober 2015

Ontbijt zonder ontbijtkoek: vakantie-ervaringen in Nederland


Twee weken Holland. Geweldig naar mijn zin gehad! Overigens klopt de term Holland niet. Dat geldt eigenlijk alleen voor het westen. Je hebt de landsdelen (provincies noemen ze die) Noord- en Zuid-Holland en de rest is geen Holland. Het lage landje aan de zee heet, heel toepasselijk: Nederland.
 


Vestzak-wereldstad
 

Amsterdam is eigenlijk een wereldstad in vestzakformaat. Je kunt er alles aflopen, of je stapt op de tram. En al die kanaaltjes. Met schilderachtige hoge huizen er langs. Uniek!

Krankzinnig is dat Red Light District die ze “Wallen” noemen. Je denkt aan stadsmuren of een burcht, maar het zijn straten waar schaars geklede vrouwen in de etalage zitten. Met maar één doel, natuurlijk. Bij ons gebeurt het allemaal achter fraaie façades, maar in Nederland is het wel heel openlijk, terwijl de Nederlandse vrouwen op zich heel erg geëmancipeerd zijn.

Aan de rand van steden dacht ik een soort sloppenwijken te zien. Kleine houten huisjes met tuintjes er omheen. Maar dat blijken ‘tweede huisjes’ te zijn van Nederlandse flatbewoners die een tuintje willen hebben. Begreep ik.

 
Dutch Mountains 

 
Dat hele Nederland heeft heel veel toeristische attracties, allemaal zeer makkelijk bereisbaar. Heel veel stadjes met kanaaltjes en oude gebouwen. De dorpen zijn een soort mini-stadjes met ook weer overal voorzieningen. Zelfs Chinese restaurants!

Nederlanders zeggen dat hun land vol is. Vind ik wel meevallen. Rijd door de Schermer of de Beemster (dat zijn meren die nu ingepolderd zijn) of Flevoland (een reusachtig binnenmeer dat deels drooggelegd is) en je kan tot de horizon kijken. Alles hartstikke plat. En dan die Afsluitdijk: een enorme, kilometers lange dijk van het landsdeel Noord-Holland naar Friesland. Weidse wateren, imposante wolkenluchten. Ze spreken hier van de Dutch Mountains, die wolkenluchten. Want bergen zijn er niet. Midden in het land, in een gebied dat ze Veluwe noemen, zijn wel wat heuvels, maar veel stelt dat niet voor. Raar is dan weer dat er plaatsnamen zijn met ‘berg’ er in. Bergen aan Zee, Bergen op Zoom, Driebergen. Er is geen berg te zien!
 


Gore zoute dingetjes

 
Het eten is weer een heel verhaal apart. Ze hebben een soort van kruidkoekachtig brood, ‘ontbijtkoek’ noemen ze het. Maar bij je ontbijt krijg je dat helemaal niet. Wel ronde broze crackers waar je kleine stukjes chocola op kan strooien. Er zijn speciale eetlokaaltjes of stalletjes waar je aardappelfrites in een puntzakje kunt krijgen en er zijn eetgelegenheden die zich helemaal gespecialiseerd hebben in pannenkoeken. Zelfs midden in het bos vind je zulk soort restaurants.

Eet niet hun kleine zwarte snoepjes die ze te pas en te onpas aan je uitdelen. Nee, dat zijn geen drugs, maar ‘dropjes’. Gore zoute dingetjes.

 
Zelfredzaam

 
En de Hollanders zelf? Aardige mensen die zeggen waar het op staat. Nooit verlegen om een praatje. De meesten kunnen Engels. Soms wel erg individueel. Zo maakte ik mee dat er een blinde man in de bus stapte. Dat kon je duidelijk zien aan zijn rood-witte stok. Niemand hielp hem naar een plaats. Maar nu komt het… Hij leek dat helemaal niet erg te vinden. Op een of andere manier vond hij zijn weg. Zo is kennelijk Nederland. Zelfredzaam. Ieder voor zich. Behulpzaam, maar niet overdreven.

Een mooi land, dat Nederland. Maar de volgende keer kom ik in de zomer. Want de maand oktober is me te koud!

 

 

 

 

woensdag 7 oktober 2015

Het heerst!


Het hangt in de lucht en is ongrijpbaar. Onverwacht slaat het toe en als je getroffen bent zal de reactie van anderen altijd zijn: “Het heerst!” Het valt mij op dat het altijd heerst. Verkoudheidsvirussen, influenza, dikke keel en verstopte neuzen….je kunt er niets aan doen en je bent niet de enige, want het heerst.

Stel dat je koortsig onder de wol moet en ze zeggen tegen je: “Ik snap niet dat je ziek bent, want het heerst naar mijn weten helemaal nergens.” Dan is het alsof je door een zeldzaam virus bent getroffen. Toen ik enkele weken geleden werd geteisterd door een verkoudheid, heerste het gelukkig wel, dus had ik een goedgekeurd argument om ziek te zijn.
 
 

‘Grieperig’ zeggen we dan, maar meestal is het helemaal geen griep. Als je je op je werk ziek meldt en je vertelt erbij dat het geen griep is, maar een stevige verkoudheid, kan het zijn dat ze je niet eens serieus nemen. Of de boel nept. Maar van verkoudheid kun je goed beroerd zijn. Een nare hoofdpijn, loopneus, scheermesjes in je keel, warme en koude rillingen.

Voortaan geef je bij het ziekmelden gewoon aan dat je lijdt aan een heftig geval van rinofaryngitis (officiële naam van neusverkoudheid) of een ernstige aanval hebt van rinorroe (loopneus). Grote kans dat ze je de komende twee maanden niet terugverwachten.

Inmiddels ben ik allang weer opgeknapt, hoewel de keel blijft kriebelen en mijn hoofd voelt af en toe loodzwaar. Het heerst en het zal de komende winter nog wel door blijven heersen.

 

woensdag 30 september 2015

De Bijbel: begrijp je wat je leest?


“Hoe lees ik mijn Bijbel?” was het thema van het afgelopen Vriendenweekend in de bossen bij Elspeet. Al snel werd deze titel veranderd in “Hoe lees ik Zijn Bijbel?” Want ‘mijn’ Bijbel kan een zwaardgevecht met Bijbelteksten worden: In MIJN Bijbel staat toch echt dat…

De Bijbel is zo makkelijk nog niet. Een dikke verzameling geschriften van uiteenlopende genres. Van verhalen, wetteksten en poëzie tot mysterieuze profetieën en boeiende spreuken.
 


We weten te veel van de Bijbel

Er waren sprekers zoals Harald Overeem, predikant uit Boskoop. Zijn stelling: we weten te veel. Dat is vooral het probleem met christenen die van jongst af aan vertrouwd zijn gemaakt met het geloof. Dat is natuurlijk prachtig, maar daardoor lijken veel Bijbelverhalen niet meer nieuw en verrassend en bovendien draag je een flinke lading interpretatie en dogmatiek met je mee, waardoor je de Bijbel niet meer onbevangen kunt lezen. Het kan helpen om de Bijbel niet als informatiebron te zien. De Bijbel informeert je niet maar formeert je. Hoe lastig het ook is, maar het kan verhelderend werken om het Woord weer te lezen alsof het je eerste keer is. Laat de tekst spreken en schakel dat interpretatiestemmetje uit.

Een aardig voorbeeld is Jezus’ gelijkenis van de Verloren Zoon. Alweer die Verloren Zoon, zul je denken, maar als een Joodse luisteraar dit hoort: “Een rijke man had twee zonen…” dan zal er direct een link worden gelegd met het Oude Testament. Bijvoorbeeld: Izaäk had twee zonen. Jacob en Ezau. Dat gaf behoorlijke spanningen, dus in het verhaal van Jezus zullen de gemoederen ook wel verhit raken.
 

Steekspel

Helaas worden Bijbelteksten ook dikwijls gebruikt om iemand te veroordelen of om gelijk te krijgen. Het steekspel met leerstelligheden.
“Lees jij Johannes drie nog maar eens!”
“Oh ja, dan heb je niet begrepen wat Paulus daarover schrijft!”

Een goede quote uit de groep: De Bijbel is geen stok om mee te slaan, maar een weg om te gaan.

We kunnen nog veel leren van Zijn Bijbel.

vrijdag 18 september 2015

Heilige Rozenstruik


De kapel is klein en eenvoudig, maar dat is van ondergeschikt belang. Naast de kapel bevindt zich een ommuurde tuin. De plaats waar het allemaal om draait. Een enorme rozenstruik domineert deze plek volledig. De bedwelmende geur stijgt naar je hoofd. Mensen lopen er voorzichtig omheen. Sommigen knielen en slaan kruisjes. Anderen gaan zelfs zo ver dat ze zich moedwillig verwonden aan de doorns.

In de kapel kunnen we lezen wat hier aan de hand is. Het verhaal gaat dat Maria, de moeder van Jezus, de doornenkroon van haar gekruisigde Zoon na de kruisafname heeft ontvangen. Tijdens de Paasmorgen zou de doornenkroon spontaan zijn gaan bloeien. Uit de takken ontsproten rozen. Maria heeft de kroon in een tuin geplant ergens in Jeruzalem. Latere pelgrims die het Heilige Land bezochten hebben die verwilderde roos ontdekt en er stekjes van meegenomen. En zie hier het resultaat: de Heilige Rozenstruik.
 
 

Opnieuw mensen Met tranen in de ogen. Gebeden prevelend. Ze aanschouwen de bloedrode rozen. Afkomstig van de doornenkroon van hun Verlosser.

Wij verstandige mensen gaan redeneren: was die doornenkroon van Christus echt een roos? Kunnen dooie takken spontaan bloeien? Jeruzalem is in het jaar 70 verwoest, onwaarschijnlijk dat er een rozenstruik behouden bleef.
Bovendien schijnen de Parijzenaars die doornenkroon te bewaren in de Sainte Chapelle. En in Praag moet nog een doorn zijn.

Daar hebben deze pelgrims helemaal geen boodschap aan. Deze rozenstruik is het symbool dat het leven de dood heeft overwonnen. Dat door het offer van Jezus de liefde is gaan bloeien. Rode rozen en een verrukkelijke geur.
Dorre botjes in een gouden schrijn, het zal wat. Maar een levende rozenstruik maakt indruk.

Langzaam verlaten de bedevaartgangers de bijzondere tuin. Ze gaan weer op pad. De bergen in. De reuk van de Roos nog in hun neus en in hun gedachten.

 

 

 

donderdag 10 september 2015

Het grote vergeten is begonnen


In zijn boek De Heimweefabriek, vertelt Douwe Draaisma over de (onlangs overleden) neuroloog Oliver Sacks. Bij het schrijven van zijn autobiografie, tegen zijn zestigste, ontdekte Sacks een curieus verschijnsel. Spontaan en ongevraagd kwamen bij hem allerlei herinneringen uit zijn jeugd bovendrijven die vijftig jaar hadden gesluimerd. En niet alleen herinneringen, hele geestesgesteldheden, ideeën, sferen uit de tijd toen hij tiener, begin twintiger was.
 

Zeeuwse dame

De opvatting dat herinneringen in de loop van je leven vervagen, blijkt niet te kloppen. Juist je kindertijd en de periode rondom je twintigste, blijken bij het ouder worden veel helderder voor je geest te komen. Het wordt het reminiscentie-effect genoemd. Draaisma haalt een honderdjarige Zeeuwse dame aan die nog elke week moet denken aan de watersnood. Van 1906 wel te verstaan. Het moet een lokale gebeurtenis zijn geweest die op haar, als klein meisje, veel indruk heeft gemaakt. De watersnoodramp van 1953 is bij haar flink weggezakt. Ze weet zich er eigenlijk niet veel meer van te herinneren.
 
Mijn geboortestad Delft, zal ik me dus altijd wel blijven herinneren...
 

Vage middelbare leeftijd

Zou je als tachtigjarige het levensverhaal over jezelf beginnen te schrijven, en mag je maar 100 bladzijden gebruiken, heb je dikke kans dat je het uitgebreid over je jeugd hebt en de tijd dat je twintig was. Bij bladzijde 70 ben je nog niet verder gekomen dan je dertigste levensjaar en de rest van de 30 bladzijden raffel je er doorheen omdat je je middelbare leeftijd niet goed meer voor ogen hebt.

Ik ben nu zevenenveertig. Alles wat ik dus nu beleef, zal nog maar vaag te herinneren zijn als ik bejaard ben. Het grote vergeten is begonnen. Als ze aan me vragen over Noorwegen, dan zal ik mij de vakantie van 1991 (toen ik 23 was) levendig en gedetailleerd kunnen herinneren. We voeren met de Peter Wessel van Denemarken naar het Noorse Larvik en verbleven bij het dorpje Herefoss. Een geweldige tijd!

Als ze dan opmerken dat ik in 2015 ook in dat Scandinavische land ben geweest, antwoord ik: “Jaa, inderdaad. Was dat 2015? Waar logeerde ik toen ook al weer? Werkelijk geen idee. Ik geloof dat ik toen de fjorden heb bezocht. Stavanger. Oh nee, dat was in 1991.”

Een deprimerende gedachte. Alles wat ik nu beleef, zal niet goed beklijven in mijn grijze massa. Tenzij ik er zoveel mogelijk van opschrijf. Of hulp krijg van social media.

De tijd zal het leren.

 

woensdag 2 september 2015

Zomer en winter aan de Sognefjord


Het is misschien het best bewaarde vakantiegeheim van Europa. Ineens kan het mooie weer toeslaan in het Noorden. Scandinavische zomerdagen waar – soms letterlijk- geen einde aan kan komen. En aangezien de luchtvochtigheid in de bergen van Noorwegen behoorlijk laag is, zijn de luchten er ongekend blauw.
 
 

Maar, ze geloven je bijna niet, die verstokte Zuid Europa-gangers. Die toeristen bij wie de navigatieapparatuur in de auto schijnbaar automatisch staat afgesteld op de Autoroute du Soleil.

Wij vertrokken naar de Noorderzon. Daar waar de wouden eindeloos lijken en je de berg op moet, wil je gaan kanoën, vissen of zwemmen. Want het dal ligt beduidend dieper.
 
 

Een tocht naar de fjorden hoort op het Noorwegen-menu. Weinig dorpen, eindeloze ruimte en lange tunnels. En dan ineens de onpeilbare diepten. De zee is via de Sognefjord heel erg ver het land binnengedrongen. Een fjord met zijarmen met daar tussen de fjell, een hoogvlakte van meer dan 1500 meter boven zeeniveau. Van Lærdal naar Aurland loopt onder zo’n fjell een tunnel die de langste autotunnel ter wereld blijkt te zijn. 24,5 kilometer lang en gereedgekomen in 2000. Maar ja, een tunnel is slechts een buis door onmetelijke steenmassieven. Dus de oude route over de Aurlandsfjell biedt meer perspectieven. Van groene weiden en naaldbossen naar stenige toendravlakten waar rendiermos de belangrijkste vegetatie is.
 
 
 
De weg slingert zich nog hoger en brengt je in een wereld van sneeuwvelden en bevroren meren. Dan weer omlaag de zomer in. Een half uur later ben je in het dorp Aurland waar de plaatselijke jeugd aan het strand ligt en het (koude) water van de fjord in rent.

De seizoenen zijn er gelijktijdig, maar wel in verschillende lagen. Aan de Sognefjord heerst de zomer, een zomer die vooral diepblauw is.

 

 

donderdag 13 augustus 2015

De bloemetjes binnen zetten


Ik haal de bloemen, die genieten van de zomerse zon, met bak en al binnen en zet ze in de keuken. De lucht ziet nog wel blauw, maar op internet is het oranje. Stevige onweersbuien met zware windstoten en hagel verwacht. Het liefst zou ik de hele tuin even tijdelijk binnenhalen.
Fruitvliegjes hadden de dreiging al aangekondigd. Ze zwermden als groepstoeristen van banaan naar nectarine. Mijn moeder noemde ze niet voor niets altijd ‘onweersvliegjes’.
 


Een paar gemene flitsen en donderslagen. Een korte stortbui. De zon is weer snel van de partij alsof ze zegt: “Dat hebben we ook weer gehad.” Het KNMI trekt code oranje in. We gaan over op de orde van de dag en oh ja, die bloembakken staan nog in de keuken. Ach, die brengen we morgenochtend wel weer naar het terras.

Vierentwintig uur later marcheert er een leger mieren door de keuken. Wanhopig op zoek naar bloembakken.

De wijze les van dit verhaal…zet nooit je bloembakken in de keuken. Inmiddels hebben we een schuur.

 

 

woensdag 5 augustus 2015

Een klein ommetje...


Het zou een klein ommetje worden. Het was de laatste avond van de vakantie; de koffers waren al bijna ingepakt. Mijn vader, moeder, mijn zus en ik wilden nog een keer een klein boswandelingetje beleven alvorens we weer terug zouden rijden naar de stadsjungle in het westen van het land.

Dus, zo rond half acht verlieten we de bungalow bij Eerbeek en besloten we de camping te verlaten. Eén keer rechts en dan nog een bospad naar rechts en je kwam weer op het vakantieterrein.
Dachten we, want dat vakantieterrein kwam niet meer in zicht en ook het gegons van kinderstemmen, dat zo kenmerkend is voor een camping, stierf langzaam uit. Moesten we verder rechtdoor, of toch maar naar links? De zon staat ’s avonds in het westen, dus liepen wij naar het oosten. We bereikten de rand van een akker waar een klein huisje tussen de eiken verscholen stond. Een mevrouw was in de tuin aan het werk.

 

We vroegen haar de weg naar het bungalowterrein.
“Als u doorloopt komt u in Loenen. Nee, u moet terug en dan om een steen heen lopen en dan direct naar links. Het kan niet missen.”

We bedankten de bewoonster en volgden haar aanwijzingen op. Hoewel… die steen zagen we nergens. Wel een hek links, dus er ging sowieso geen pad die kant op. We bleven dat hek maar volgen. Het werd stiller in het woud. Af en toe een alarmerend vogelgeluid. Er kwam een kille zucht tussen de stammen van een dik sparrenbos vandaan. Onder het bladerdek begon de schemering al.

“Dat gaat zo niet goed,” concludeerde mijn vader.
“Straks moeten we nog in het bos slapen,” grapte mijn moeder, maar wij konden er niet om lachen.
Omdraaien was het devies. Maar nu sloeg de schemering pas echt toe. Ik struikelde over een boomwortel. We konden niet snel meer lopen, uit je doppen kijken voor laaghangende takken en stronken die nu niet meer te zien waren.

Eindelijk een verlossende open plek in zicht: een weiland. Even later werd het zandpad een asfaltweg. We waren in de bewoonde wereld, maar in welk deel van die wereld?

Het gehucht heette Zilven en lag vlakbij Loenen. Nu konden we de weg wel weer vinden, alleen was die weg schrikbarend lang. Naar de rand van Eerbeek en dan nog de route naar de camping. Een schaars verlichte asfaltweg door de bossen. Mijn moeder zag de overgang van asfalt naar berm niet en maakte een lelijke smak. Haar knie bloedde, maar zelfs dat kon je niet goed zien.

Om half twaalf strompelden we onze bungalow binnen.
Hoe een klein ommetje uitdraaide op een soort dropping.
 

(Vakantieherinnering van 35 jaar geleden. Echt vergeten doe je zoiets niet…)