Totaal aantal pageviews

woensdag 28 december 2011

Baby helpt tegen 'kerstkater'

Lekker eten met familie en vrienden. Gezelligheid. Bijkomen van alle drukte. Een periode om eens stil te staan bij deze wereld, bij dit leven.

Zomaar wat uitspraken over de Kerstperiode. Helemaal waar en herkenbaar, toch word ik er soms een beetje weeïg van.
Want je leest ook over kerststress, tips hoe om te gaan met lastige (schoon)familie en gefoeter op het heen en weer sjezen tussen Den Helder en Maastricht om alle broers, (schoon)zussen, ouders, oma’s en opa’s te bezoeken die allemaal aanspraak maken op het beste plekje in de agenda.
En hoezo vrede op aarde als christenen zelfs al met elkaar op de vuist gaan in de Geboortekerk van Betlehem, zoals ik vandaag las.

Als het allemaal achter de rug is, kun je er zomaar een kerstkater van overhouden, een
“the party is over” gevoel. Lege flessen op de grond, maar niet meer weten hoe de wijn smaakte. Lampjes die geen licht meer geven, versiering zonder feestgevoel…

De preek van onze predikant tijdens de Kerstnachtdienst was treffend: wat doet God aan de menselijke chaos hier op aarde? Hij stuurt een baby. Een kwetsbaar kind. Alsof God dacht: zo, ga nu eerst maar eens gewoon zorgen voor dit kleine jongetje.

Zo’n boodschap is wezenlijk. Anders wordt Kerstfeest een opgeklopt mierzoet goedje, waar je al snel genoeg van gaat krijgen.

dinsdag 20 december 2011

Geboortefeest met groene takjes

De kerstboom staat bij ons weer in de kamer, glinsterende slingers met papieren kerstklokken eraan zijn langs de muur gedrapeerd.

Sommige christenen nemen geen kerstboom in huis vanwege de heidense oorsprong. Inderdaad, wie de Bijbel er op naslaat zal de term kerstboom tevergeefs vinden, sterker nog, kerstfeest komt er ook niet in voor. Er wordt verwezen naar Jeremia 10: 1-5. Een stuk hout wordt in het bos gehakt en gebeiteld tot afgodsbeeld en verfraaid met zilver en goud. Ik vind eerlijk gezegd de vergelijking met een kerstboom wat vergezocht, maar het versieren van sparrenbomen vindt natuurlijk wel zijn oorsprong in Germaanse gebruiken. Naaldbomen en bijvoorbeeld ook hulsttakken blijven in de winter groen, dus staan ze voor vruchtbaarheid en vernieuwing van het leven. De lichtjes verwijzen naar de zon die na midwinter geleidelijk zal terugkeren.
Kerstballen komen uit duistere magische tijden: naast symbolen van vruchten waren het ook heksenspiegels. Omdat heksen geen spiegelbeeld hadden, kon je ze daarmee verdrijven.

Iemand zei eens: “Je kunt maar beter beschuit met muisjes eten op kerstmorgen, dat verwijst tenminste naar de geboorte van Jezus.”
Oei... Anijs werd destijds door kraamvrouwen gegeten omdat daar enorme geneeskrachtige eigenschappen aan werden toegeschreven en het de productie van moedermelk zou stimuleren. Bovendien hielden anijszaadjes boze geesten op afstand.
Nee, we komen niet af van onze heidense oorsprong. Het lijkt mij het beste om al die kersttakjes, hulstblaadjes, zilver- en goudkleurige ballen en slingers maar als één groot decorum te zien. Een gezellige achtergrond om te vieren dat God zijn grootste cadeau – zijn Zoon – naar onze wereld zond.

woensdag 14 december 2011

Schriftelijk verliefd

Toen ik een kast aan het opruimen was, kwam ik weer die schoenendoos tegen. Nog steeds vol met brieven. Ontstaan door een aanval van romantiek nog net voor het internettijdperk.
Ik was in die tijd lid van een christelijke correspondentieclub. Natuurlijk was een relatiewens de drijfveer. Al snel maakte ik contact met een meisje uit het Gooi. De PTT moet ontzettend blij met ons geweest zijn, want we stuurden hele pakken brieven naar elkaar. Als ik mijn uitgebreide epistel naar haar had gestuurd, kon ik er zeker van zijn dat ik enkele dagen later van haar een flink aantal volgeschreven A4-tjes terugkreeg. Die spanning elke keer als ik naar de brievenbus liep!

Het waren niet alleen brieven. Ik kreeg op een keer ’s maandags de liturgie van haar kerkdienst van afgelopen zondag. Zo kon ik meebeleven wat zij had gezongen en welke bijbelteksten zij in de kerk had gelezen. We stuurden foto’s, kaarten en op een gegeven moment cadeautjes naar elkaar. Ik ontving bijvoorbeeld een sleutelhanger, zij kreeg oorbellen. Het leek niet meer op te houden.
Heel diepzinnig waren de brieven niet. Het ging over alledaagse dingen: het dennenboompje in de tuin, de zieke kat van de buren, een grappige collega of een praise-avond in Hilversum.
Na zo’n vijf maanden intensieve correspondentie, besloten we maar eens af te spreken. Het was de eerste dag van de lente en Amersfoort werd the place to be. Ze zag er leuk uit, de zon scheen uitbundig. Toch was er een probleempje: we hadden elkaar niets meer te zeggen. We hadden onze vingers blauw geschreven en nu was de inspiratie op. Ik probeerde nog wel wat gespreksonderwerpen aan te snijden, maar steeds zei ze:
“Weet ik. Daar heb je al over geschreven.”
De dag duurde veel te lang en compleet down stapte ik in de namiddag weer op de trein naar huis.

Enkele jaren later. Het internettijdperk was begonnen. Via een christelijke datingsite kreeg ik contact met een zekere ‘Nicolien’. In haar mail schreef ze: “Zullen we iets afspreken? Ik hou niet zo van dat heen en weer gemail en geschrijf.”
Ik was het roerend met haar eens.

dinsdag 6 december 2011

De verzengende dagen voor Kerst

De donkere dagen voor Kerst. De zon –als die al schijnt – komt laat op en zakt aan het einde van de middag al weer onder de horizon. De eerste kerstlichtjes verschijnen: eerst aarzelend, daarna uitbundiger. De kerken staan in het teken van Advent: elke zondag een kaarsje extra. Op onze eettafel branden deze week twee kaarsvlammetjes. Volgende week zullen het er drie zijn. De donkere periode voor Kerst wordt zo een beetje lichter.

Advent betekent letterlijk ‘komst’. God komt naar ons toe. Het is een periode van verwachten. Veel predikanten preken in die periode graag uit de profeet Jesaja. Niet alleen omdat dat Bijbelboek vol staat met vooruitwijzingen naar de komst van Jezus, maar ook omdat er Messiaanse vergezichten in staan over de wederkomst van Christus. Toch valt er iets op. Jesaja vergelijkt de periode van verwachting met steppen en woestijnen. Hij schrijft over woestijnen die gaan bloeien, beken die ontspringen in de steppe. Dorre vlakten worden vijvers, dorstig land één waterbron. “Effen voor God een weg door de woestijn,” zegt hij.
Voor je oog doemen zinderende zandheuvels op, gegeseld door een meedogenloze koperen ploert aan de hemel. Dat is wat anders dan kerstbomen en sneeuwtafereeltjes. En dan… regenwolken aan de horizon. Stortbuien. Plassen worden beekjes, beekjes worden rivieren. Overal ontkiemt groen. De hele woestijn gaat bloeien als een roos…
                                          Kustwoestijn van Peru

Zo beleeft Jesaja zijn Adventperiode. Misschien dit jaar eens kerstkaarten sturen met oases en woestijnlandschapjes er op?

dinsdag 29 november 2011

Dag Sinterklaasje...

Het was begin december toen ik in een ernstige geloofscrisis belandde. Ik zat in de tweede klas van de lagere school (de huidige groep vier) en zoals elk jaar kregen wij bezoek van Sinterklaas. Eerst zaten we met zijn allen al zingend en met een kloppend hart vol verwachting in de aula van de school te wachten op de Goedheiligman en later ging hij nog afzonderlijk de klassen één en twee af.
Ik geloofde heilig in hem. Op de televisie zag je hem met zijn vele Pieten elk jaar per stoomboot aanmeren in een Hollands havenstadje en ik vond het helemaal niet vreemd dat hij enkele uren later met diezelfde stoomboot alweer in Delft aankwam. Ik raakte helemaal ontroerd toen ik de andere dag, ’s morgens vroeg, een cadeautje in mijn schoen aantrof. Dus het was waar... Ik was zoet geweest en had vroom Sinterklaasliedjes gezongen bij de schoorsteen en dit was mijn beloning.

Tijdens die beruchte vijfde december in de tweede klas ging het helemaal mis. Sinterklaas bezocht ons klaslokaal en één voor één mochten de kinderen bij hem op schoot zitten, moesten ze een liedje zingen en kregen ze een klein geschenkje. Maar de Bisschop raakte kennelijk in tijdnood, keek af en toe zenuwachtig op zijn horloge en begon af te raffelen. En toen stond hij op om weg te gaan. Ik was nog niet aan de beurt geweest en met mij nog een paar klasgenootjes. Snel liep ik naar voren, prevelde Dag Sinterklaasje, Zijne Heiligheid liep echter straal langs mij heen richting deur. Gelukkig bekommerde Piet zich nog om mij en gaf me als troost een handje pepernoten.
Kwaad en verdrietig kwam ik thuis.
“Ach joh,” troostte mijn moeder me.“Dat was helemaal niet de echte Sinterklaas, maar een verklede man.”
Ik herinnerde me inderdaad dat er geruchten de ronde deden. Sinterklaas zou de man van de handwerklerares zijn en Piet haar zwartgeschminkte dochter. Het kwaad was al geschiedt: ik begaf mij op een hellend vlak en begon te twijfelen aan mijn Sint Nicolaasgeloof.
Het jaar daarop geloofde ik in het geheel niet meer en voelde me een beetje volwassen geworden en speelde het spel mee. Vooral omdat mijn vier jaar jongere zusje nog heilig overtuigd was.

dinsdag 22 november 2011

Oogsttijd

Een wandeling door het bos. Zwager en schoonzus erbij plus Liesbeth en Willemijn. Vooral in de herfst kun je eindeloos spelen in het bos. Eikels en kastanjes zoeken, paddestoelen  ontdekken en afgevallen bladeren omhoog gooien en ze opnieuw naar beneden laten dwarrelen.
“Pap, kastanjes kun je poffen, hè?”
“Niet allemaal, geloof ik,” twijfelde zwager Thijs.
“Mam, je wordt ziek als je paddestoelen eet, hè?”
“Niet van alle paddestoelen, maar omdat wij het verschil niet weten tussen eetbare en giftige paddestoelen, moet je ze altijd laten staan,” legde schoonzus Martine haar kroost uit.
“Anders wordt je ontzettend ziek.” Nicolien deed er nog een schepje bovenop.

Zoeken naar iets eetbaars in het najaar is volgens mij een soort oerinstinct. De oermens deed het om voorraden aan te leggen voor tijdens de winter. Herfst komt van het oude Nederlandse woord hervest, dat je in het Engelse harvest nog terughoort. Herfsttijd is dus oogsttijd.

Ook in Bijbelse tijden vierden ze de herfst. Het Loofhuttenfeest, dat door Joden nog altijd wordt gevierd, was oorspronkelijk een oogstfeest. Daarom wordt in de synagoge dankbaarheid jegens God geuit met een plantenbundel in de ene hand en een vrucht in de andere. Neem één palmtak, twee wilgentakjes en drie mirtetakjes in je ene hand en je hebt zo’n plantenbundel, een loelaw. In je andere hand houd je een etrog vast, een citroenvormige vrucht die zoet smaakt.

In de christelijke wereld is het Amerikaanse Thanksgiving Day een goed voorbeeld van een oogstfeest. Aanstaande donderdag 24 november wordt dat weer gevierd in de Verenigde Staten. Binnen de Protestantse kerk kun je Dankdag voor Gewas en Arbeid als het christelijke najaarsfeest zien, hoewel wat minder uitbundig: de kalkoen komt er niet op tafel.
Maar al deze vieringen hebben gemeen dat ze de afhankelijkheid ten opzichte van God benadrukken. Je dankt Hem voor de opbrengst van de aarde. Hij houdt de jaargetijden in Zijn hand.


dinsdag 15 november 2011

De novemberzon van Egmond

Na alle emotionele gebeurtenissen van de laatste tijd, vonden we het tijd worden om vier dagen te ontspannen aan zee. En waar anders kan dat het beste in Egmond aan Zee. We kwamen er vroeger vaker, maar waren er nu twee jaar niet meer geweest. En dan vallen veranderingen je op. Het Pompplein is geherstructureerd en naast restaurant De Parel van Egmond is het vijvertje met zwanen verdwenen. Nu spoten er slechts kleine fonteintjes die in het donker mooi rood en groen oplichtten.
Verder was er weinig veranderd. Een ijsje bij Miramar aan het uiteinde van de Voorstraat, de witte vuurtoren in de heldere herfsthemel, de omvangrijke Oud Katholieke kerk.

Sportieve wandelingen gemaakt door de duinen. De novemberzon wierp strijklicht over de heuvels en valleien met helm en duindoorn. De zee gedroeg zich uitzonderlijk kalm door de schrale oostenwind en schiep een miniatuur waddenlandschap.
Op de avond van de elfde van de elfde liepen er kinderen met lampions door de straten. Da’s waar ook…het was Sint Maarten. In de smalle eeuwenoude straatjes gingen ze zingend in slierten de deuren langs voor snoep. Sommigen droegen maskers van uitgeholde pompoenen.



Op maandagmorgen sloot een dikke mist Egmond af van de buitenwereld. Door de duinen liepen nu alleen maar derpers op weg naar hun landjes: zanderige moestuinen in duinpannen, waar boerenkool, prei of aardappelen worden verbouwd.

Om half twaalf schoof de zon de mist terzijde. Maar toen was het tijd om naar huis te gaan.

dinsdag 8 november 2011

Juwelen van herinnering

Berglandschappen en Alpendorpjes. Een reisgezelschap zittend aan het diner of wachtend bij een touringcar voordat er ingestapt kan worden. Een van de deelneemsters is een jonge vrouw van eind 30: mijn moeder. Een vakantiereis medio jaren ’60. Gestolde herinneringen in zwart-wit. Zo zijn er albums vol.
Opeens wappert er een papiertje uit een van de fotoboeken. Gereformeerde Jongeren Kontakt Klub staat er op. Als een vaststaand feit mogen wij het beschouwen dat praktisch ieder mens behoefte heeft aan vriendschap, is een commentaar dat iets verderop staat. Tegenwoordig zouden we het ‘internetdaten’ noemen. Dit moet de ‘klub’ zijn geweest die mijn moeder in contact bracht met mijn vader, hoewel ze elkaar – zoals later bleek – ook al uit de kerk kenden. Het album laat foto’s zien van Prinsjesdag 1966. Die avond zouden ze hun eerste afspraakje hebben in de Delftse binnenstad.

Unieke schilderijen en kostbare juwelen lieten mijn ouders ons niet na. Het zijn voorwerpen als een beschuitbus met afbeeldingen van de Fabeltjeskrant, grammofoonplaten van de Delftse Taptoe of kinderliedjes, een houten vogel die vijftig jaar geleden al op foto’s te zien was, pannenlappen, een suikerpotje met de Magere Brug en vele foto’s.
Het zijn de kunstschatten van een voorbij leven. Juweeltjes van herinnering.

vrijdag 28 oktober 2011

Spiegeling

Met de handspiegel van mijn moeder kon ik als kind een andere wereld betreden. Als ik de spiegel aan de zijkant van mijn gezicht hield en tegelijkertijd ging lopen, was het net of ik door een heel ander huis wandelde. Spiegelbeeld en werkelijkheid vloeiden ineen. Kamers werden zalen of nauwe gangen, er waren ineens twee televisies of eettafels en je kon tussen twee ramen in lopen, zodat het net was of je door een kas liep.
Hield ik de spiegel horizontaal net onder mijn kin was het net of ik over het plafond liep. Hanglampen stonden op smalle snoertjes en als je naar een andere kamer wilde moest je over een hoge drempel stappen, door een omgekeerde deur. Duizelingen overvielen mij als ik naar buiten wandelde. Alsof je een luchtkasteel verliet. Beneden mij dreven witte wolken boven een eindeloos diepe blauwe lucht.

Het grappige is dat ook water kan spiegelen. En dat bracht me op het volgende verhaal.
Er sjokte een zeer bedroefde man door het bos. Hij was zo verdrietig omdat de hemel grijs was en het al dagen regende. Hij liet zijn hoofd hangen en staarde voortdurend naar de grond en daardoor bemerkte hij niet dat de lucht boven hem was opgeklaard.

Toen kwam hij bij een regenplas en zag de blauwe lucht daarin gespiegeld. Hij keek eindelijk weer omhoog en zag de zon.
De belofte “na regen komt zonneschijn” wordt pas concreet als je de blauwe lucht kan zien in een regenplas.

donderdag 20 oktober 2011

Geen kind meer

De dag waarop je moeder sterft.
Aan het liedje "Geen kind meer" van Karin Bloemen moest ik de laatste dagen af en toe denken. Een jaar na het heengaan van mijn vader, overleed – onverwacht - vorige week ook mijn moeder. Ze bereikte de leeftijd van 85 jaar.
De navelstreng met mijn jeugd is definitief doorgesneden.
En niemand zal nog ooit je vroegste vroeger met je delen.

Ze laat talloze herinneringen na, maar ook dozen vol knipsels, plakboeken, foto’s, briefkaarten en zelfs een compleet dagboek waarin ze haar oorlogsherinneringen beschrijft. Ze woonde in Rotterdam toen in mei 1940 de stad werd gebombardeerd en ze moest vluchten.
Ze schreef graag en dit was voor haar de manier om de gebeurtenissen te verwerken. Graag willen schrijven: een stukje van mijn moeder zit nog altijd in mij.

Afgelopen woensdag hebben we haar begraven in Delft. Een stevige herfstwind veegde de lucht boven de begraafplaats schoon en liet alleen witte pluizige wolken toe.
De asters bloeiden nog. Twee weken daarvoor had ik er nog foto’s van gemaakt.

Het is een troost dat ze in Gods heerlijkheid is opgenomen.
Zij is Thuis.

dinsdag 11 oktober 2011

Vandaag nog even een boompje planten

Het einde is aangebroken.
2008: Gods laatste waarschuwing.
2011: Instorting wereldeconomie.

Deze internetadvertentie zag ik ongeveer een half jaar geleden voor het eerst op het web verschijnen. Nu het met de wereldeconomie helemaal niet goed gaat werd ik toch nieuwsgierig en klikte ik de link aan. Ik kwam terecht op een website van The Church of God. Het komt er in het kort op neer dat onze wereldeconomie inderdaad, dit jaar nog, volledig in elkaar zal klappen, gevolgd door een wereldoorlog op een schaal zoals de geschiedenis die nog niet eerder heeft gekend. De wederkomst van Jezus Christus wordt verwacht op 27 mei 2012. Tijdens Pinksteren.

Hoewel Jezus nadrukkelijk heeft gezegd dat niemand het uur kent waarop de Mensenzoon zal verschijnen, duiken er met de regelmaat van de klok telkens weer eindtijdpredikers op in de media.
Toen begin 1991 de Golfoorlog uitbrak hoorde je die geluiden ook. Saddam Hoessein kwam er openlijk voor uit Israël te willen vernietigen en schoot Scud-raketten af op de Joodse staat. Toen ook de olievelden in Koeweit in de brand werden gestoken en daar de zon dagenlang werd verduisterd was dat voor sommigen het teken dat de eindtijd begonnen was.
Tien jaar geleden werd New York, na de aanslagen van elf september, vergeleken met het brandende Babylon uit het Bijbelboek Openbaring. Zou dit dan het begin van het einde zijn?
Ook nu is het onrustig en met name op economisch gebied dreigt er een grote crisis. En wederom hoor je het: dit moeten de voortekenen van de Eindtijd zijn.

Het kan misschien waar zijn, maar misschien ook niet. En vanuit die onzekerheid worden talloze boeken geschreven en websites gevuld. Ik denk dat je als christen moet oppassen om overal eindtijdberen op je pad te zien. Maar de hele boel afdoen als lariekoek is ook niet juist, want de Bijbel zegt wel degelijk iets over de ‘laatste dingen’, het is alleen geen NOS-journaal van de toekomst.
Het is erg verleidelijk om de toekomst te willen weten, ook ik trap soms in die val. Het is goed om waakzaam te blijven, maar wees daarbij vooral nuchter. Om Luther maar weer eens te citeren: Als ik wist dat morgen de aarde zou vergaan, plantte ik vandaag nog een boompje.

PS: Hoe illustreer je zo’n stukje over de Eindtijd? Met een foto van de Veluwse hei en een vulkaan op IJsland…

donderdag 6 oktober 2011

Geen makkelijke profeet

Afgelopen weekend hadden wij een Vriendenweekend in de bossen bij Beekbergen. We genoten van de zomerse oktoberdagen en verdiepten ons ook in het thema ‘Volgen of vluchten’ naar aanleiding van het Bijbelboek Jona.
Hoewel het verhaal al in mijn kleutertijd werd verteld, blijf ik hem een merkwaardige profeet vinden, die Jona. Moet van God naar de vijandelijke stad Nineve, heeft daar geen zin in en vlucht de andere kant uit de zee op. Tijdens een zware storm beslist het lot dat hij over boord wordt gegooid zodat de golven weer tot bedaren komen. Ondertussen hapt een walvis / groot zeedier hem op. Hij smeekt tot God om redding en wordt door de vis uitgespuugd op het strand.

Na zo’n heftige ervaring ben je dubbel gemotiveerd om alsnog op missie te gaan naar Nineve, zou je denken. Niet bij Jona. Hij gaat, maar met tegenzin. Eenmaal ter plaatse begint hij te prediken. Nou ja prediken… “Nog veertig dagen en jullie complete stad wordt weggevaagd!”
Als heel Nineve zich bekeert tot de God van Israël, is Jona woedend.
“Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid.”
Kennelijk heeft hij niets met dat softe gedoe. Vuurwerk wil hij zien. In de puinpoeder die stad. Hoog op een heuvel verwacht hij alsnog een speelfilm van het kaliber Armageddon of Independence Day. Helaas, God is genadig en de stad blijft staan.

Wat zou het bij Jona geweest zijn? Angst? Wantrouwen? Een beperkt Godsbeeld? Maar blijkbaar kan God zelfs een ongemotiveerde, wantrouwige profeet gebruiken.
Toch wel heel herkenbaar bij mij. Dus waarom zou ik dan zo hoog opkijken tegen al die succesvolle predikanten, charismatische sprekers, christelijke bestsellerschrijvers en ploeterende zendelingen?
Met al je vaardigheden en talenten ben je uniek. En heb je wat bizarre karaktertrekjes?
Och.
Jona was ook geen makkelijke…

dinsdag 27 september 2011

Avonturen uit eigen tuin

Met moeite baanden we ons een weg door het hoogopgroeiende struikgewas en langs exotische planten met grote bladeren. We zagen een spelonk in de rotswand tegenover ons. Als we daar naar toe zouden klimmen, konden we even rusten.

Een fragment uit een reisverhaal over Madagaskar? Detail van een expeditieverslag door het regenwoud van Nieuw Guinea? 
Welnee.

Als ik slechts tien centimeter lang zou zijn geweest, had ik dat avontuur hebben kunnen beleven in mijn eigen tuin in een gedeelte dat een soort rotstuin is geworden. Natuurlijk heeft zo’n trektocht door je eigen tuin bij een lengte van pakweg een poppenhuispoppetje wel zo zijn uitdagingen. Je prikken aan een brandnetel overleef je waarschijnlijk niet. En wat dacht je van de dierenwereld. Wespen zo groot als katten, muggen met afmetingen van duiven. De poes van de buren die de omvang heeft van een groot uitgevallen prehistorische sabeltandtijger. Als die zijn klauwen naar je uitslaat…
Grappig om te constateren dat je eigen tuin in een gevaarlijke wildernis veranderd als je het formaat zou hebben van een kabouter. Het is maar hoe je tegen dingen aankijkt en dan ontdek je wonderen achter je huis.

Nog meer wonderen kun je ontdekken als je iets afwijkt van wat gangbaar is, zelfs bij normale lengte. Bijvoorbeeld als je groenten laat doorschieten. De krop krulsla hadden we eerder moeten plukken. Nu is hij gaan bloeien en dat blijkt helemaal geen lelijk gezicht te zijn. Prachtige blauwe bloemen ontluiken in het vriendelijke licht van de najaarszon.
We hebben slabloempjes in de tuin.
Avonturen van eigen bodem.

dinsdag 20 september 2011

Boven de tijd

“Wat gaat dat toch langzaam, het duurt een eeuwigheid,” zeggen we wel eens, hoewel we eigenlijk niet kunnen voorstellen hoe dat is: eeuwig. Ook de Bijbel staat vol met termen als altijddurend en eeuwig leven.
Er komt nooit meer een einde aan. Het gaat altijd maar door. Mijn hersenen zijn te beperkt om dit goed tot me door te laten dringen en ik krijg associaties met het heelal. En eigenlijk is dat zo gek nog niet. Er zijn maar weinig aardbewoners die over de ontzagwekkende ervaring van een ruimtereis kunnen meepraten, maar zij die het meegemaakt hebben, spreken over een welhaast religieus gebeuren. De zwaartekracht is verdwenen: boven of onder zijn relatieve begrippen geworden. Bovendien bestaan dag en nacht niet meer. De zon is er altijd. Maar stel dat je verder reist, het oneindige heelal in, dan zul je ook de zon achter je laten en is alle tijd verdwenen. Je belandt in een merkwaardige tijdloosheid en wie weet kom je ooit bij een andere ster, in een andere tijd…

Tijdreizen is een favoriet onderwerp in sciencefiction verhalen, maar stel je toch eens voor dat je op een dag de dampkring van de tijd verlaat. In een oogverblindende flits reis je naar een hogere dimensie. Je bent ontsnapt uit de ratrace van deadlines en termijnen. Seconden of eeuwen…ze doen er niet meer toe. Klokken en kalenders kloppen van geen kant. Bovendien kun je de tijd ineens helemaal overzien. Verleden, heden en toekomst zijn plaatsen geworden die je naar willekeur kunt bezoeken.
Dan ontstaat er een probleem die je ook altijd in SF-verhalen tegenkomt: als je al weet wat er gaat gebeuren, kun je daar op anticiperen met het mogelijke gevolg dat je ook – onbedoeld- het verleden verandert. Of bekijk je vanuit je tijdscapsule verbijtend de vreselijke dingen van de wereldgeschiedenis omdat je onmogelijk kunt ingrijpen?
Je vraagt je af of je inmiddels op het niveau van God bent gekomen. God is eeuwig en bevindt zich boven de tijd. Kijkt Hij machteloos toe of grijpt Hij wel in? Toch gebeurt er zoveel ellende; dat moet Hij dan toch hebben kunnen zien?

Het tijdreisje gaat ongemakkelijk worden. Je ziet veel, maar kunt dit met je beperkte en aan tijd gebonden brein, niet bevatten. God is nog veel groter dan je dacht en het enige dat je kunt is vertrouwen dat Hij plaats en tijd in Zijn handen houdt.
Laat je dus maar weer terugvallen naar de vertrouwde aarde en de veilige tijd.

zondag 11 september 2011

Nostalgiebaan

Nu Arend op de nostalgische toer is geraakt, kan ik (Nicolien) niet achterblijven. Ik denk dat iedereen wijken, straten of gebouwen kent die misschien voor anderen niet bijzonder zijn, maar voor jou wel een speciale betekenis hebben.
Ik heb dat natuurlijk ook.
Niet al te ver van mijn geboortedorp ligt de rivier de IJssel en als kleuter dacht ik dat voorbij die brede waterstroom de wereld zo beetje ophield.

Maar een andere langwerpige vorm van nostalgie bevindt zich in Amsterdam / Amstelveen en voert mij terug naar mijn studententijd. Bij Amsterdam denkt iedereen aan de grachtengordel, maar mijn herinneringen liggen meer aan de buitenkant. Per trein, op weg naar mijn vriendin Stefanie, pak ik dan ook dikwijls vanaf station Zuid/WTC metro 51 en rijd ik terug in de tijd. De ingeblikte stem die de haltes aankondigt functioneert in dit geval als achtergrondcommentaar en ordent mijn stroom aan herinneringen.
“De Boelelaan, VU”. De universiteit waar ik kinderpsychologie studeerde.
Buitenveldertsebaan wordt in Amstelveen Beneluxbaan en is als een ketting die de gebeurtenissen als kralen aaneen rijgt.
“Uilenstede.” In dit studentencomplex heb ik bijna zes jaar van mijn leven gewoond.
“Zonnestein.” Hier vlakbij ligt het winkelcentrum waar ik op een mooie zomerdag een jonge vrouw met rood krulhaar over iets uit zag glijden. Ze ging onderuit en haar boodschappen rolden de alle kanten op. Wat doe je als toevallige passant dan? Natuurlijk hielp ik haar overeind. Ze heette Stefanie en een vriendschap begon.
“Onderuit!” zegt de metrostem, alsof hij die gebeurtenis van toen nog even wil samenvatten.
Ze geven in Amstelveen soms grappige namen aan de straten.

En een paar haltes verder: “Sportlaan!” In de flatbuurt links woonden Arend en ik de eerste jaren van ons huwelijk. Totdat we de drukke Randstad achter ons lieten en in het oosten van Nederland gingen wonen. Gek genoeg wonen we nu weer in de buurt waar mijn leven ooit begon.
Maar lijn 51 gaat verder. Door onbekende delen van Amstelveen. Naar de Westwijk, waar Stefanie nu woont. Dankzij haar zal ik nog vaak over de ‘Nostalgiebaan’ reizen.

Nicolien

dinsdag 6 september 2011

Een dierbaar plekje

De laatste paar maanden heb ik al twee keer gedroomd over mijn ouderlijk huis. Het huis in Rijswijk is in mijn dromen vervallen tot een ruïne die toch – en dat is het gekke – wel zijn charme heeft behouden.
Tweeënhalf jaar geleden verhuisden mijn ouders naar een verzorgingshuis en werd het huis dat mijn vader een halve eeuw terug liet bouwen verkocht. Mocht er ooit een openluchtmuseum van mijn leven worden ingericht, dan zou ik louter door herinneringen en gedachten die ‘lieve oude woning’ – zoals Willeke Alberti dat zo mooi zingt – kunnen laten reconstrueren met alle meubelen van toen er nog in. De vele foto’s die er van zijn, zouden het huis nog verder completeren.
Voetballen of tennissen met mijn zus op het grote grasveld achter, kruipen tussen de bessenboompjes en fantaseren dat je in een bos bent. De zolder stond vol ontdekkingen: afgedankte meubelen, vreemde voorwerpen en dozen met oude boeken en tijdschriften.

Op de eerste foto is de keuken te zien waar mijn moeder de heerlijkste gerechten maakte en waar de aalbessenoogst werd verwerkt tot rodebessenjam.
De andere foto toont het fietsenschuurtje. Een bouwpakket uit een tuincentrum dat we begin tachtiger jaren in elkaar knutselden. Na dertig jaar had de natuur het bouwwerk overgenomen en slechts op foto’s en in mijn hoofd zal het altijd een onderkomen blijven voor fietsen, tuinstoelen en gereedschap.

Ik weet het. Niets is hier blijvend. We are only visiting this planet.
Toch lag hier de kiem van mijn leven. Een warm gevoel, een dierbaar plekje. Ik doe mijn ogen dicht en ik zal er altijd mijn weg weer vinden.

dinsdag 30 augustus 2011

Kroegen en kathedralen

Alsof je even een blik mag werpen in de Zeventiende Eeuw. Plotseling beland in een Suske en Wiske verhaal waarbij professor Barabas je met zijn teletijdmachine heeft teruggeflitst in een tijd dat trotse Vlamingen streden tegen die vermaledijde Spanjolen.

Wie een aantal Belgische steden opnoemt, komt al snel uit bij Antwerpen, Brussel, Brugge…. Maar vlak Gent niet uit. Een lang weekend in deze stad en je moet toch wel concluderen dat het hier vol staat met kathedralen en abdijen. Restanten van een bruisend en rijk Rooms leven. Talloze kroegen en eethuizen verraden een Bourgondische traditie. Een salade met Gentse blauwkaas in Chez Leontine, waterzooi in ’t Stropke. Kerk en kroeg gaan hier samen. Monniken brouwden door de eeuwen heen talloze biersoorten en het bierbrouwersgilde bouwde zelfs een kerk: de Sint-Michielskerk. De toren had de hoogste van Gent moeten worden, maar verrees niet verder dan een schamele 24 meter. Dat valt niet op tussen de torens van de Sint Niklaas, de beroemde Sint Baaf en – de mooiste toren van allemaal – het Belfort. Op de hoogste trans van het Belfort kijk je op de stad neer. Helaas, ook de Belgische zomer toont zich van zijn meest ongunstige kant, zodat het koud en nat is op deze Middeleeuwse hoogten.

Wanneer op zondagmiddag de zon ons even genadig is, kan een ‘bootjestocht’ natuurlijk niet worden afgeslagen. De langharige gids, die zelf uit vervlogen tijden lijkt te komen, loodst ons niet alleen over de Leie, maar ook door smalle watertjes, langs stokoude gevels en kademuren en een door wilgen overwoekerde ruïne. 

In de Begijnhoven kom je tot rust. De drukte lijkt ver en de eeuwen omringen je. Witte muren, natte kinderkopjes. Deze dorpjes in de stad, staan niet voor niets op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
Maar ook aan een lang weekend Gent komt weer een einde.
“Het is gedaan, hè. Professor Barabas, flits ons maar weer naar huis!”

zondag 21 augustus 2011

Raar pepermunt

Kerkgang en pepermunt. Twee dingen die onlosmakelijk met elkaar verbonden lijken te zijn. Als klein kind lustte ik al vrij vroeg pepermunt, maar aangezien ik ’s zondags altijd naar de kindernevendienst ging, wist ik weinig af van de traditie om tijdens de preek op een pepermuntje te zuigen. Behalve ’s zomers dan. Als er geen kindernevendienst was.

Ik was een jaar of zeven toen ik op een zondagmiddag met mijn vader mee naar de kerk ging in Holten waar we met vakantie waren. Toen de preek begon kreeg ik van een mevrouw naast me een pepermuntje. Maar het was wel raar pepermunt. Ik was gewend te sabbelen aan het pepermunt met de koninklijke naam op z’n Engels, maar deze mevrouw gaf mij een ander merk, het waren pepermuntsnoepjes met een gladde, bolvormige rand. Op het moment dat de dominee aan de prikkelende openingszin van zijn preek begon, stopte ik het vreemde snoep in mijn mond.
En ineens gleed het m’n keel in. Floep. In z’n geheel ingeslikt. Het zweet brak me aan alle kanten uit. Zou je kunnen stikken in pepermunt? Ik durfde het niet aan m’n vader te vragen die aandachtig aan de lippen van de predikant hing. Zou ik nu dood gaan?, vroeg ik mij af. Gestikt in pepermunt tijdens een preek. Dat dan weer wel.
De redenatie van de dominee leek een eeuwigheid te duren. Vooralsnog bleef ik ademen. Eindelijk weerklonk het verlossende Amen.

“Ik heb dat pepermuntje ingeslikt,” fluisterde ik angstig tegen mijn vader.
“Wat je aan het begin van die mevrouw kreeg?”
“Ja. Zou ik er in kunnen stikken?”
“Tuurlijk niet,” stelde pappa mij gerust.“Dat is allang opgelost in je maag.”

Opgelucht keek ik om me heen. Maar het zou jaren duren voordat ik opnieuw het ‘vreemde ronde pepermunt’ zou aannemen van iemand. Een gewaarschuwd jongetje telt immers voor twee…

zaterdag 13 augustus 2011

We komen allemaal van de heide

“Ik was vroeger maar een eenvoudig heidinnetje, hoor”, verdedigt Stefanie zich, als haar vriendin Nicolien bepaalde details uit de Bijbelse geschiedenis weet te vertellen, die Stefanie niet kent.
“Ik heb een heidense opvoeding genoten, ik was een heidenmeisje, ik kom van de heide,”  zegt de roodharige Amstelveense dan gekscherend.

De associatie van heidendom met heide, is zo vreemd nog niet. Een uitstapje naar Wikipedia leert dat het woord heiden oorspronkelijk heidebewoner betekende. En in ruimere zin: bewoner van het platteland en aanhanger van volksreligies of natuurgodsdiensten. In de Bosatlas van 1951 kun je op het godsdienstkaartje van Europa nog echte onvervalste heidenen vinden. De volkeren achter de Oeral, diep in Siberië.
In de Bijbel komen woorden als heiden of heidenen regelmatig voor. Het is een vertaling van het Hebreeuwse goj dat eenvoudig volk betekent. Dit om een onderscheid te maken tussen het Joodse volk en de overige volkeren. De negatieve associatie van heiden is in de loop van de tijd gegroeid en daarom is het toch een beetje arrogant als christenen het hebben over heidenen als zij gewoon mensen bedoelen die niet gelovig zijn.

Daarom zegt Nicolien ook tegen haar vriendin: “Oorspronkelijk waren we allemaal heidens, hoor.”
Hoewel Stefanie nu christen is geworden, begrijpt ze niet waarom veel geloofsgenoten toch zoveel moeite hebben met zaken als ongehuwd samenwonen, homoseksualiteit en dergelijke.
“Je zult me af en toe wel een vrijzinnige muts vinden,” veronderstelt ze.
“Juist niet!” is de reactie van Nicolien. “Jij houdt me scherp en stelt vragen die veel kerkmensen ongemakkelijk vinden. Jij bent een verrijking binnen het soms zo ingedutte christenwereldje, Stefanie.”

Misschien is dat wel de ultieme wijze van evangelisatie: luisteren naar wat de “heidense” medemens te vertellen heeft. De kerk uit en de hei op.

De heide bloeit trouwens prachtig op dit moment.

zaterdag 6 augustus 2011

Hela, plaatsje maken!

Arend heeft mij gevraagd of ik ook eens een blogje wilde schrijven. Wil ik wel doen, hoewel het geen gewoonte zal worden.
Verwacht van mij geen prozaïsche beschrijvingen van slakkenplagen of diepe filosofieën over heelallen in waterdruppels. Het onderwerp van mijn stukje vond ik in De Slegte. Arend is met nog geen drie olifanten die tweedehands boekhandel uit te slepen, maar ik kan redelijk beheerst door zo’n winkel lopen.
Hoewel…

Ik ontdekte het boek Liedjes van lang geleden. Dikke pret voor kinderen én volwassenen! En dan blijkt maar weer dat veel kinderversjes gewoon van generatie op generatie mee gaan. Er staan evergreens in als Alle eendjes zwemmen in het water, Slaap kindje slaap of de tophit Hoedje van papier.
Zongen wij vroeger Er zat eens een zigeunermeisje huilend op een steen, Liedjes van lang geleden heeft een politieke correctie toegepast en maakt er een kaboutermeisje van.

Eia pompeia, kookt kindekens pap en Vogelijn, wat zingt gij vroeg zijn liedjes die regelrecht uit de middeleeuwen lijken te stammen, maar Liesbeth en Willemijn (de dochtertjes van mijn zus Martine op wie ik de versjesbundel heb losgelaten) kwelen ze eenvoudig mee. De absolute zomerhit is volgens hun Groen is gras, groen is gras en met name dit gedeelte:

Hela, plaatsje maken voor die jonge dame!
En de koekoek op het dak
Zong een lied op zijn gemak
O, mijn lieve Augustijn,
Deze dame zal het zijn.

Ze brullen nu al dagen het hele huis bij elkaar: "Hela, plaatsje maken!!" Ze vinden het helemaal super.

Even dacht ik nog: ik gebruik deze zangbundel bij het kinderwerk in de kerk. Toen las ik over een meisje dat ’s avonds haar vrijer ontmoette:
Haar vrijer die kwam naast haar staan.
Wiedewiedewiet jan bom.
Kom eens hier, lekker dier.
‘k Zal je zoenen met plezier…

Toe maar.
Ik denk dat ik het ’s zondags maar gewoon bij Elly en Rikkert hou.

Nicolien

zondag 31 juli 2011

Paradijs voor slakken

Diepgroene druipende weelde. Mals gebladerte zover het oog reikt onder een veilige grijze hemel. Tergend traag zetten natte naakte lijven zich in beweging. Het zal nog uren duren voordat de slijmerige lichamen het kletsnatte paradijs bereiken. De ogen tasten de omgeving af en ontwaren een kleurrijk schouwspel. En terwijl glimmende slijmsporen achterblijven op de stenen, wordt een nieuwe bladerenmassa vol overgave geconsumeerd.

Dit zou een stukje slakkenproza kunnen zijn. Ik denk dat slakken nog handmatig schrijven. Heel langzaam zetten zij sierlijke letters op droge bladeren.
Maar de gebeurtenis hierboven beschreven, slaat wel op onze tuin. Want de kleurrijke bloemen die wij begin juni plantten, zijn niet meer. Volledig kaalgevreten door de glibberige tuinbewoners. En het weer hielp netjes mee. Want slakken hebben een broertje dood aan de zon en die scheen weinig. Nat en grijs, dat is het echte slakkenparadijs.
Ook de natuur is onderworpen aan de zonde; het kwaad woedt zelfs in de tuin. In het voorjaar zuchtte de tuin onder een meedogenloze droogte en nu woekert de schimmel en regeert de slak.
De natuur is fascinerend. Maar mooi? Het is eten of gegeten worden, survival of the fittest. Wat is daar mooi aan? En ja, een slak moet ook eten. Een slak zal zeggen:
“Ik eet slechts vegetarisch, maar jullie ‘hogere wezens’ vreten complete veestapels op.”

Wij mensen mogen de natuur wel beheren als goede rentmeesters. Dus heb ik nieuwe bloemen geplant op de plek van de kaalslag. De blauwe hagelslag op de aarde is slakkengif. Dat is wreed, maar de natuur is dat ook. Wees gerust: dit strooisel is ecologisch verantwoord en niet gevaarlijk voor mens en dier.
Behalve voor slakken dan.

zondag 24 juli 2011

De toekomst in 1999

Iedereen woont in een wolkenkrabber of in een vrijstaande bolwoning. Robots hebben al het huishoudelijke werk uit handen genomen en we gaan met vakantie naar de maan.
Zo ziet de wereld er uit in het jaar 2000 dacht ik als kind eind jaren ’70.

Begin 1999, aan de vooravond van het nieuwe millennium, heb ik een keer opgeschreven wat ons de komende vijftien jaar zoal te wachten zou staan. Onlangs vond ik die aantekeningen terug en nieuwsgierig ben ik gaan lezen wat ik meer dan twaalf jaar geleden had genoteerd.

Na de val van het derde paarse kabinet krijgen we vanaf 2005 een regenboogcoalitie (CDA, PvdA en VVD) onder leiding van een vrouwelijke premier. Politieke debatten kunnen we volgen via onze mediamonitor. Sowieso kunnen we elk tv-programma gewoon downloaden vanaf het internet en bekijken wanneer ons dat uitkomt. Videobanden zijn in 2010 echt achterhaald. Dvd killed the video star. Inmiddels bellen we via onze polstelefoon terwijl oorbelspeakers aan onze oren hangen. Met de virtual reality-bril op ons hoofd kunnen we overal administratieve werkzaamheden verrichten en internetten, ook al zitten we op het strand van IJburg.
Door alle BSE-ellende en dioxineschandalen eet de helft van de Nederlanders vegetarisch en in 2010 is het heel normaal om eetbare kalebassen, yamvruchten en brandnetels bij de groenteboer te kopen.
Met onze auto (die in toenemende mate op elektriciteit of waterstof rijdt) vinden we onze weg met behulp van satellietnavigatiesystemen. Vanaf 2012 kun je per milieuvriendelijk luchtschip van Amsterdam naar Londen vliegen.
Jongeren gaan rond die tijd uit hun dak met spazy: psychedelische galmende muziek. Jongens dansen in een soort tuniek, meisjes swingen in sarong. Anderen verafschuwen die subcultuur en geven de voorkeur aan hammerhouse: oorverdovende, bijna machinale stampmuziek. Ze dansen wild in gescheurde kleding. Dat is vet-hammer-cool.
Sinds 2010 hebben de Amerikanen geen geld meer voor de ruimtevaart. Geen nood. De Chinezen gaan er mee verder. Tussen 2011 en 2013 voeren ze bemande vluchten uit naar de maan en in 2025 willen ze de Chinese vlag in de rode Marsbodem planten.

Bepaalde trends en technologische ontwikkelingen voorspellen is al vrij lastig, maar de wereldpolitiek kun je al helemaal niet voorzien. Dat blijkt wel, want ik schrijf:

Er komt een grote oorlog in het Midden-Oosten. Iran bezet in 2007 Afghanistan en het oosten  van Irak. Syrië rukt op naar het westen van Irak. Ondertussen erkent de VN in 2008 de staat Palestina. Er ontstaan echter grote spanningen met Israël over de status van Jeruzalem.

De terreuraanslagen van elf september 2001, de moord op Pim Fortuyn, de Amerikaanse aanval op Irak… het zijn gebeurtenissen die ik natuurlijk niet kon bevroeden. Hoe graag we ook van alles zouden willen weten, de toekomst blijft voor ons stervelingen verborgen in nevelen.
Gelukkig maar.

zondag 17 juli 2011

Hou van de regen!

“Ik wens iedereen die op vakantie gaat een goede tijd,” sprak onze teammanager na afloop van het afdelingsoverleg. “Als je naar het buitenland gaat: veel plezier. Blijf je in Nederland: veel sterkte.”
We keken naar buiten. Vanaf de negende verdieping van ons kantoor kon je zien dat de buitenwijken van de stad verborgen lagen achter grauwe regensluiers. Dichterbij leek het of een reus met een mega-plantenspuit de eeuwenoude daken permanent aan het vernevelen was. Kennelijk had de zomer een day off genomen.
“Zeg Herfst, neem jij die atmosferische toko even over zolang ik weg ben.”
Moet je net tegen Herfst zeggen.

Nu hoef ik niet te klagen. Drie weken China, betekende drie weken zonovergoten weer, op anderhalve dag regen na. Mijn zus heeft fris, maar redelijk zonnig weer in Noorwegen, en Martine, de zus van Nicolien, zit in Oostenrijk met man en kinders te smoren.
Nicoliens vriendin Stefanie gaat met Hans en de kids eind juli naar Schotland. Zonnige oorden zijn aan hun niet besteed.
“Schotland is het paradijs,” vindt Stefanie. “Niks geen witte stranden met palmpjes, maar woeste hoogten en ruige zeearmen. Groen gras, rotsen, zon en regen. En je moet de regen gaan liefhebben. Omhels de grijze wolken, kus de druppels. Als je zowel van de zon als van de regen houdt, heb je alle dagen mooi weer!”
Tja…

“Nou, ik heb toch liever een zonnetje, hoor,” was de nuchtere reactie van Nicolien.
En toch. Hou van de regen! Niet het weer moet zich aanpassen aan ons, want dat doet het weer natuurlijk niet. Maar als wij anders naar lage drukgebieden gaan kijken, worden we misschien veel gelukkiger.

Even op internet gekeken hoe het weer in bijvoorbeeld Edinburgh op dit moment is:
17 graden en flink wat regen.
Omhels de wolken, kus de druppels…

dinsdag 12 juli 2011

Geestelijke boekjes

Zo langzamerhand heb ik in mijn boekenkast een behoorlijk rijtje boeken over het geloof bij elkaar verzameld. Toen ik – zo’n twee decennia geleden alweer – belijdenis deed, werd ik overstelpt met boeken over onderwerpen als:  God beter leren kennen, Groeien in geloof, De Bijbel stap voor stap, Gebed voor beginners, etcetera.

IJverig begon ik te lezen, maar raakte al snel in verwarring door tegenstrijdige informatie. Terwijl schrijver A hamerde op dertig minuten ‘stille tijd’ per dag en het geven van ‘tienden’ van je inkomen, vond schrijver B dat het helemaal niet om regels ging, maar om relatie.
Toen weer iemand anders de mens met een biefstuk vergeleek, raakte ik van de kook. Wij, zondige biefstukken, moesten ons namelijk laten opeten door Jezus. In de maag terechtkomen van Jezus. Volledig opgelost worden in de spijsverteringssappen van Jezus…
Ik heb het boekje dichtgeklapt en naar een afgelegen plekje in mijn boekenkast verbannen. Ik besloot helemaal geen geloofsboeken meer te lezen.
Tegen een vriend verzuchtte ik: “Al die geestelijke boekjes, ik kijk er niet meer in.”
“Als je dat ene boek maar wel blijft lezen,” raadde de vriend mij aan.
“Welk boek, bedoel je?”
“De Bijbel, natuurlijk.”
Ach ja, de Bijbel. Ik was hem door al dat andere leesvoer, totaal vergeten.

Niet dat de Bijbel altijd makkelijk te doorgronden is, sterker nog: daar heb je een levenstaak aan. Geen wonder dat talloze schrijvers ons tegemoet willen komen met allerhande uitleg, verklaringen, commentaren, getuigenissen, visies. Over de Bijbel, over het christendom, over het geloof. De boekenrijen mogen onafzienbaar zijn, de hoeveelheid internetpagina’s, blogs en tweets over geloof  moet zo onderhand kosmische afmetingen hebben.  
Ik doe daar natuurlijk even hard aan mee met mijn blogje.
Iemand heeft eens tegen me gezegd: “Hoe meer je leest, hoe minder je zelf bedenkt, daarom kun je maar beter schrijven!”
Vandaar.

donderdag 7 juli 2011

Het heelal in een waterdruppel

In de film Hurton hears a Who! ontdekt de olifant Hurton dat een klein stofje, dat door de jungle zweeft en zich vervolgens vasthecht aan een roze bloempje, in werkelijkheid een minuscule planeet is die bevolkt wordt door microscopisch kleine mensjes. 
Vorige week vrijdag was de film op de televisie te zien. Ik weet nog dat ik als kind diep onder de indruk raakte van die film (een oudere versie van de huidige uit 2008). Zouden er inderdaad planeetjes zijn zo groot als pluisjes? Draaiden er hele zonnestelsels om grassprietjes heen? Ik speurde alle – vooral roze – bloemen af op zoek naar verborgen wereldjes. En stel dat onze aarde in werkelijkheid niet meer was dan een stofje, vastgehecht aan een gigantische bloem, gedragen door een olifant met kosmische afmetingen, struinend door een jungle zo groot als het heelal.

Door keihard te schreeuwen kan de olifant Hurton communiceren met de bewoners van de piepkleine planeet: de Who’s. Zo wil hij de burgemeester van de stad Who-ville duidelijk maken dat hij de planeet wil redden door het stofje naar een stabiele plaats te brengen. De Who’s echter kunnen maar moeilijk begrijpen dat de burgemeester contacten onderhoudt met een wezen dat onvoorstelbaar veel groter moet zijn dan hun wereld. En andersom wordt Hurton door zijn junglevriendjes compleet voor gek verklaard.

Het blijft een intrigerend denkbeeld. Wie weet is ons heelal niet meer dan een waterdruppel op een bloemblad in een tuin. De waarneembare werkelijkheid, ons complete universum gevat in een druppel. Daar buiten bevindt zich een dimensie die alle verstand te boven gaat.

Wat stelt de mensheid eigenlijk voor. Zeven miljard microben op een stukje steen, zwevend door een onmetelijke ruimte, ijl en koud. Toch geloof ik in een Maker die ons ooit heeft bedacht. Kennelijk zijn we de moeite waard.

dinsdag 28 juni 2011

Ode aan de kraan

Vorige week dwarrelde er een brief van het waterleidingbedrijf op de deurmat. Gedurende twee dagen zouden er werkzaamheden plaatsvinden aan de waterleiding. De druk kon verminderen en er was een kans dat er bruin water uit de kraan zou stromen.


Natuurlijk weet ik dat er landen zijn waar helemaal geen water in huis is. Je moet uren lopen voordat je bij een troebele bron of rivier komt. En er zijn een heleboel landen die wel over een  waterleidingnet beschikken, maar waar je absoluut niet uit de kraan moet drinken. Ik ben in genoeg landen geweest waar flessenwater het enige betrouwbare drinkwater was.
Toch schoot ineens deze verontruste vraag door me heen: Wat als er helemaal geen water meer uit je kraan komt…
Je kunt je niet meer douchen. Geen koffie of thee meer zetten. Niet meer koken, wassen, afwassen, de WC doorspoelen, schoonmaken, je tuin besproeien en zeker geen kraanwater meer drinken.
Wat een luxe eigenlijk. Je draait de kraan open zonder er bij na te denken. Menig Afrikaan of Zuidoost Aziaat moet toch verrast opkijken wanneer hij verneemt dat dit land over een fijnmazig buizenstelsel beschikt waar drinkbaar water doorheen stroomt tot aan keuken en badkamer.

De werkzaamheden aan de waterleiding hebben nauwelijks gevolgen. Geen wegvallende druk of bruin gesijpel. Buiten is het 32 graden, dus ik neem nog maar een glas helder drinkwater uit mijn trouwe kraan.

woensdag 22 juni 2011

Vrouw op de preekstoel

De kerk is opgebouwd uit speelgoedblokken. Het interieur is kleurrijk speels. We zien een vrouwelijke predikant op de kansel staan. Op een andere foto doopt ze een kind.
Een vrouwelijke predikant? In heel wat kerken is dat normaal, maar er zijn genoeg kerken waar dat helemaal niet gebruikelijk is.

Ik kom oorspronkelijk uit een PKN-traditie, waarbij de letters slaan op Protestantse Kerk in Nederland. Nicolien is de dochter uit een roemrucht GKV-geslacht, waarbij dit keer de letters staan voor Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt. Sinds mijn trouwen ben ik ook lid van dit kerkgenootschap en dat bevalt mij heel goed, maar er is één pijnpuntje. Namelijk het gegeven dat vrouwen er (nog) niet in het ambt mogen.
De vraag is natuurlijk of Nicolien dat nou een probleem vindt.
“Diep in mijn hart vind ik het inderdaad nogal merkwaardig dat een mens geen diaken kan worden als-ie toevallig twee X-chromosoompjes heeft,” zei ze. “Maar ja, als ik het echt een groot probleem had gevonden, was ik wel overgestapt naar een andere kerk. Ik heb gewoon kunnen studeren, ik heb nooit het gevoel gehad dat ik werd belemmerd door mijn vrouw-zijn.”

Verwacht van mij geen diepgravende theologische achtergronden over het waarom. Het is wel duidelijk dat de uitspraken van de apostel Paulus grote gevolgen hebben gehad op de positie van de vrouw in de kerk. Misschien is het de invloed van Griekse orakelprofetessen in de eerste christengemeenten geweest die Paulus’ opinie hebben gevormd. Overigens was het in de synagoge ook niet gebruikelijk dat vrouwen de Tora mochten lezen.

Als puber heeft Nicolien tijdens catechisatie ooit eens de volgende stelling geponeerd: “Kerken waar vrouwen niet toegelaten worden tot het ambt, belemmeren het werk van de Heilige Geest.”
De predikant moest even slikken, maar het schoot hem direct te binnen dat Nicoliens vader ooit eens had gezegd dat het een verademing zou zijn als de kerkenraad verrijkt zou worden met zusters. Dus ja, van een vreemde had ze het niet.
Uit de discussie die toen volgde kwam naar voren dat die stelling je wel dwong tot bezinning, maar dat er geen kerk ter wereld op te noemen is waar de Heilige Geest zonder enige belemmering zou kunnen waaien. Bij de ene kerk is het ambt niet opengesteld voor vrouwen, bij de ander is de prediking te vrijzinnig of ruziën ze elkaar de kerk uit. Of de doop door onderdompeling is tot een dogma verheven, of de zondestaat van de mens wordt zo overdonderend gepredikt dat er geen sterveling meer naar het Avondmaal durft. Overal is er wel wat.

Nicolien heeft haar moeite met het vrouwenstandpunt therapeutisch van zich afgespeeld. Met blokken en Playmobil.

zondag 19 juni 2011

Gewoon weer lekker spelen!

Zoals ik al in mijn allereerste blog schreef, is Nicolien speltherapeute. Als wij volwassenen problemen hebben kunnen we daarover praten, maar kinderen uiten zich veel beter tijdens het spelen. Bij speltherapie probeert Nicolien doormiddel van het spel problemen, verdriet en zelfs trauma’s bij kinderen te behandelen.
De spelkamer is het domein waar het allemaal gebeurt en moet voor menig kind een speelgoedparadijs zijn. Poppen, blokken, autootjes, ridderkastelen, verkleedkleren, een zandbak, een poppenhuis, knutsel- en tekenmaterialen… het is er allemaal.

Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen, schreef Hieronymus van Alphen in de 18de eeuw al. En hoewel een uitspraak als Mijn hoepel, mijn priktol verruil ik voor boeken eigenlijk in de vitrine hoort van het Museum voor Achterhaalde Opvattingen, was deze dichter – van onder andere Jantje zag eens pruimen hangen – toch zijn tijd ver vooruit.

Hoe zag de spelkamer van mijn eigen jeugd er eigenlijk uit? Ik bouwde hele wolkenkrabbersteden van blokken en liet autootjes over hoge viaducten rijden. Lijkt wel wat op de Chinese steden anno nu. Met mijn zus speelde ik eindeloos veel met poppen en speelgoeddieren. Geen zoetsappig ‘vadertje en moedertje’. Nee, de speelgoedbeesten beleefden complete Indiana Jones-achtige avonturen. Het decor was het ouderlijke huis. Een tafel werd een paleis, de poten pilaren. De vensterbank met planten: een oerwoud, de trap was een berg. Een omgekeerde schoenendoos…een boot. Nicolien zegt het ook altijd: “Hoe eenvoudiger het speelgoed, hoe creatiever het kind.”

Op de foto’s zie je het speelgoed uit mijn jeugd. Blokken en Playmobil én een aantal speelgoedbeesten poserend tijdens een fotoshoot. Het eekhoorn-achtige wezentje links op de eerste sport van de ladder heet bijvoorbeeld Bruine Miauw. Waarschijnlijk omdat ik als kind dacht dat het een poes was.
Mijn spelen is leren, mijn leren is spelen.
Misschien moeten we als volwassenen wat minder gaan piekeren en tobben, maar gewoon weer lekker gaan spelen.