Totaal aantal pageviews

dinsdag 28 februari 2012

Chillen bij min achttien

De webcam vermeldt rond een uur of acht min twintig, dus het thermo-ondergoed gaat vandaag beslist aan.  Vanaf het dalstation van de Titlisbahn bij Engelberg  begint het gemoedelijk. Een gondeltje laat je over dik besneeuwde sparrenbomen zweven. Voorbij de Gerschnialp gaat het serieus de hoogte in. Op 1800 meter ligt daar de stijfbevroren Trübsee: een kruispunt voor allerhande wintersporters. Je stapt hier over op de kabelbaan naar Stand (2426 meter). Diep beneden mij lijken de skiërs net miertjes op een groot wit laken. De laatste etappe gaat met de Rotair, een cabine met een draaiende vloer. Immense rotsmassieven glijden onder ons door. De  sneeuwmassa's  onthullen stukken blauw ijs: de gletsjer. Als we het bergstation van de Titlis op een hoogte van 3028 meter naderen wordt er gewaarschuwd voor de buitentemperatuur. Het is er nu min achttien graden Celsius.

En dat is koud. Zeker als er ook nog een stevige wind staat. We durven niet na te denken over de gevoelstemperatuur. Zelfs hier zijn Japanners die met je op de foto willen.  Een korte wandeling naar het diep ingevroren weerstation, een blik over de tijdloze bergen.  We voelen ons poolreizigers.

Binnenin het bergstation is een panoramaruimte met makkelijke stoelen. Hier kun je chillen zonder windchill en verwarmd een blik werpen op een voor de mens ongastvrije wereld. En toch is de mens hier: met hightech kabelsystemen.

We dalen weer af naar warmere oorden. Bij de Trübsee is het slechts drie graden onder nul.

dinsdag 21 februari 2012

Het aller-witste wit

Wintersport hoeft niet alleen uit skiën te bestaan. In het Zwitserse Engelberg, waar we de afgelopen week verbleven, kon je ook sneeuwschoenwandelen of aan 'winterhiking' doen. Maar we hebben ook een lesje langlaufen gevolgd van een lerares in clownspak, want ja, het was ook bijna carnaval.

Maar of je nu aan snowboarding doet of kilometers lang sleetje rijdt, één natuurverschijnsel heb je sowieso nodig: sneeuw. Er lag al een halve meter en er viel nog gestaag enkele decimeters bij. Sneeuwschuivers en -blazers creëerden metershoge heuvels in bermen en plantsoentjes.  IJverig probeerden de Zwitsers de witte massa's te beheersen; zelfs de parkbankjes werden uitgegraven en schoongeveegd.

Overal dat alomvattende wit. Zonder zonnebril zouden je ogen gaan protesteren omdat je al dat weerkaatste licht niet kunt bevatten. En als het zonlicht schuin over het sneeuwdek strijkt,  is het net alsof er miljoenen diamantjes op dat witte tapijt liggen te glinsteren. Prik je er met een stok in, ontstaan er blauwe holten.  Nooit geweten dat sneeuw zo bijzonder kon zijn.  Aan de bovenkant een lieflijke donzen deken, maar van binnen ijs en meedogenloos hard.

Bijzonder was een wandeling naar een bevroren waterval  vlakbij de Fürenalp.  Het bruisende water was door de kou stilgezet en veranderd in blauwe ijspegels die aan de rotswand hingen. Een doodstil ijspaleis, wachtend op de lentezon.

dinsdag 7 februari 2012

IJzige seizoenen

Als de dagen lengen...gaat de winter strengen, zei mijn vader altijd. Als je bij mijn vader het onderwerp 'winter' aansneed, begon hij te vertellen over de ijzige seizoenen van weleer. Over 1929: gortdroog en Siberisch, 1940: een  echte horrorwinter met min twintig overdag, 1947: sneeuwhopen tot in mei, en natuurlijk de legendarische winter van 1963. Een deel van de Noordzee was bevroren alsof je op de Noordpool stond.

Strenge winters blijven je inderdaad lang bij. Mijn primeur was de strenge kwakkelwinter van 1979 toen het de ene week dooide en daarna weer streng begon te vriezen. Het ijzelde toen zoveel dat je over straat kon schaatsen. En hoe koud het nu ook mag zijn, de winter van 2012 is nog behoorlijk mild als je die vergelijkt met de winters uit de jaren '80 met twee keer achterelkaar een Elfstedentocht. Het was in de nadagen van de Koude Oorlog. Elton John zong over Nikita en het duo Spaan & Vermeegen schreeuwden door de radio "Wat is het koud hè?" Het vroor wekenlang streng. Mijn vader inspecteerde voortdurend de kwikthermometer en riep: "Min Tinus!" Alweer -10, het begon gewoon te worden.

De winter van 1996 is minder bekend. Het was de winter van 'net niet een Elfstedentocht.' Ik was toen een tijdje werkloos en besloot op een januaridag met een vriend naar Rotterdam te gaan: museum Boymans van Beuningen. Het vroor acht á negen graden, maar er stond een stormachtige wind zodat de gevoelstemperatuur beneden de min twintig dook. Rotterdam veranderde in een soort Jakoetsk. Vanaf een parkeerplaats in Kralingen wilden we de tram nemen en de mensen bij de halte sprongen en huppelden om de Arctische geseling maar niet te hoeven voelen.

In een metrostation kocht ik de straatkrant. Daarin schreef een dakloze dat hij liever geen warme douche nam bij de nachtopvang omdat je jezelf dan te veel verwende. Immers, je moest daarna toch weer de bittere kou in.

We zwierven door de verwarmde zalen van Boymans. Ik was tijdelijk zonder werk, maar voelde me ineens ongemakkelijk rijk.