Totaal aantal pageviews

zaterdag 12 mei 2012

De veertiende mei

De zon ging stralend op. Het was een prachtige dag, en zo rustig. Je zou niet zeggen dat het oorlog was. De hele morgen was het rustig, je hoorde geen vliegtuig, zelfs geen schot.

Dit hierboven zijn de eerste regels die mijn moeder in haar dagboek schreef onder het opschrift Dinsdag 14 Mei 1940. Ze was toen 14 jaar.
Het moet inderdaad een prachtige wolkenloze meidag zijn geweest. Rotterdam haalde weer adem na een aantal zeer onrustige dagen. Toen op vrijdag 10 mei de oorlog uitbrak logeerde er toevallig net een tante uit Scheveningen bij het gezin in Kralingen. De radio berichtte over Duitse vliegbewegingen boven Nederland, maar dat hadden ze zelf ook al gehoord. De tante wilde terug, maar er reden geen treinen meer.


Straten werden afgezet. Rond de Maasoevers vonden heftige schotenwisselingen plaats. Regelmatig was er luchtalarm. Er heerste angst en ongeloof. Op zondag 12 mei (eerste Pinksterdag) was het niet mogelijk om naar de kerk te gaan; op straat was het veel te gevaarlijk. Het Maasstation brandde, de Marinierskazerne was gebombardeerd. De dag daarop kreeg de oom uit Scheveningen het toch voor elkaar om tante op te halen per tandem. Op de veertiende mei leek de rust te zijn teruggekeerd.
Ze waren 's ochtends nog even buiten geweest. Ze wilden tussen de middag net een boterham eten toen toch weer dat luchtalarm afging. Mijn oma at terstond niets meer, maar mijn moeder had honger en nam twee boterhammen mee. Ze stonden onderaan de trap van hun bovenwoning. Ze hoorden knallen die steeds dichterbij leken te komen. Een soort van machinaal gehuil weerklonk boven de stad. En toen het inferno. Hun huis schudde op een manier dat ze nooit voor mogelijk hadden gehouden. Rookwolken in de straat. Overal het geluid van instortende huizen en glasgerinkel. Gillende en huilende mensen die voorbij renden. Geschreeuw: "De Oostzeedijk staat in brand!"

Wat moet er op dat helse ogenblik door mijn moeder zijn heengegaan. Een gevoel dat je wereld instort in de meest letterlijke zin. Dat niets er meer toe doet, behalve je eigen leven en dat van je dierbaren.
"Jullie moeten bidden," zei mijn oma.
"Dat doe ik al, maar het helpt niet," reageerde mijn moeders jongste broertje.

Meer dan een kwartier stonden ze daar met een deken onder de arm, dicht tegen elkaar. Biddend, smekend dat het ophouden mocht. De laatste klap was zo oorverdovend dat mijn moeder hem nooit meer zou vergeten. Achteraf bleek er een blindganger op het balkon te zijn gevallen waardoor slechts het keukenraam aan diggelen ging. Als het een voltreffer was geweest had mijn moeder het niet overleefd en had ik nooit bestaan.

Rotterdam brandde. Bluswater was er niet meer. Hoewel het huis niet was verwoest, dreigde het nu ten prooi te vallen aan een ongetemde vuurzee, dus moesten ze vluchten. Ze zijn naar Hillegersberg gelopen waar ze konden overnachten bij kennissen van hun buren. De dag daarop bleek het huis er nog te staan, maar de buurt was onherkenbaar geworden. Mijn moeder schrijft: Van de Lusthofstraat was niets meer over. Die mooie winkelstraat. Een heel klein stukje stond er nog.

Hoe heeft mijn moeder dit ooit verwerkt? Telkens als er vliegtuigen laag overvlogen, sirenes afgingen en er een zwaar onweer overtrok zou de angst bij haar weer bovenkomen. Haar leven lang. Maar ze heeft er veel over gepraat en het gedetailleerd opgeschreven. Zo zijn haar ervaringen bewaard gebleven. Opdat het bombardement van Rotterdam op die veertiende mei nooit zal worden vergeten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten