Dit hierboven
zijn de eerste regels die mijn moeder in haar dagboek schreef onder het
opschrift Dinsdag 14 Mei 1940. Ze was toen 14 jaar.
Het moet
inderdaad een prachtige wolkenloze meidag zijn geweest. Rotterdam haalde weer
adem na een aantal zeer onrustige dagen. Toen op vrijdag 10 mei de oorlog
uitbrak logeerde er toevallig net een tante uit Scheveningen bij het gezin in
Kralingen. De radio berichtte over Duitse vliegbewegingen boven Nederland, maar
dat hadden ze zelf ook al gehoord. De tante wilde terug, maar er reden geen
treinen meer.
Straten
werden afgezet. Rond de Maasoevers vonden heftige schotenwisselingen plaats.
Regelmatig was er luchtalarm. Er heerste angst en ongeloof. Op zondag 12 mei
(eerste Pinksterdag) was het niet mogelijk om naar de kerk te gaan; op straat
was het veel te gevaarlijk. Het Maasstation brandde, de Marinierskazerne was
gebombardeerd. De dag daarop kreeg de oom uit Scheveningen het toch voor elkaar
om tante op te halen per tandem. Op de veertiende mei leek de rust te zijn
teruggekeerd.
Ze waren 's
ochtends nog even buiten geweest. Ze wilden tussen de middag net een boterham
eten toen toch weer dat luchtalarm afging. Mijn oma at terstond niets meer,
maar mijn moeder had honger en nam twee boterhammen mee. Ze stonden onderaan de
trap van hun bovenwoning. Ze hoorden knallen die steeds dichterbij leken te
komen. Een soort van machinaal gehuil weerklonk boven de stad. En toen het
inferno. Hun huis schudde op een manier dat ze nooit voor mogelijk hadden
gehouden. Rookwolken in de straat. Overal het geluid van instortende huizen en
glasgerinkel. Gillende en huilende mensen die voorbij renden. Geschreeuw:
"De Oostzeedijk staat in brand!"
Wat moet er
op dat helse ogenblik door mijn moeder zijn heengegaan. Een gevoel dat je
wereld instort in de meest letterlijke zin. Dat niets er meer toe doet, behalve
je eigen leven en dat van je dierbaren.
"Jullie
moeten bidden," zei mijn oma."Dat doe ik al, maar het helpt niet," reageerde mijn moeders jongste broertje.
Meer dan een
kwartier stonden ze daar met een deken onder de arm, dicht tegen elkaar. Biddend,
smekend dat het ophouden mocht. De laatste klap was zo oorverdovend dat mijn
moeder hem nooit meer zou vergeten. Achteraf bleek er een blindganger op het
balkon te zijn gevallen waardoor slechts het keukenraam aan diggelen ging. Als
het een voltreffer was geweest had mijn moeder het niet overleefd en had ik
nooit bestaan.
Hoe heeft
mijn moeder dit ooit verwerkt? Telkens als er vliegtuigen laag overvlogen, sirenes
afgingen en er een zwaar onweer overtrok zou de angst bij haar weer bovenkomen.
Haar leven lang. Maar ze heeft er veel over gepraat en het gedetailleerd opgeschreven.
Zo zijn haar ervaringen bewaard gebleven. Opdat het bombardement van Rotterdam
op die veertiende mei nooit zal worden vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten