De donkere dagen voor Kerst. De zon –als die al schijnt – komt laat op en zakt aan het einde van de middag al weer onder de horizon. De eerste kerstlichtjes verschijnen: eerst aarzelend, daarna uitbundiger. De kerken staan in het teken van Advent: elke zondag een kaarsje extra. Op onze eettafel branden deze week twee kaarsvlammetjes. Volgende week zullen het er drie zijn. De donkere periode voor Kerst wordt zo een beetje lichter.
Advent betekent letterlijk ‘komst’. God komt naar ons toe. Het is een periode van verwachten. Veel predikanten preken in die periode graag uit de profeet Jesaja. Niet alleen omdat dat Bijbelboek vol staat met vooruitwijzingen naar de komst van Jezus, maar ook omdat er Messiaanse vergezichten in staan over de wederkomst van Christus. Toch valt er iets op. Jesaja vergelijkt de periode van verwachting met steppen en woestijnen. Hij schrijft over woestijnen die gaan bloeien, beken die ontspringen in de steppe. Dorre vlakten worden vijvers, dorstig land één waterbron. “Effen voor God een weg door de woestijn,” zegt hij.
Voor je oog doemen zinderende zandheuvels op, gegeseld door een meedogenloze koperen ploert aan de hemel. Dat is wat anders dan kerstbomen en sneeuwtafereeltjes. En dan… regenwolken aan de horizon. Stortbuien. Plassen worden beekjes, beekjes worden rivieren. Overal ontkiemt groen. De hele woestijn gaat bloeien als een roos…
Kustwoestijn van PeruZo beleeft Jesaja zijn Adventperiode. Misschien dit jaar eens kerstkaarten sturen met oases en woestijnlandschapjes er op?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten