De laatste paar maanden heb ik al twee keer gedroomd over mijn ouderlijk huis. Het huis in Rijswijk is in mijn dromen vervallen tot een ruïne die toch – en dat is het gekke – wel zijn charme heeft behouden.
Tweeënhalf jaar geleden verhuisden mijn ouders naar een verzorgingshuis en werd het huis dat mijn vader een halve eeuw terug liet bouwen verkocht. Mocht er ooit een openluchtmuseum van mijn leven worden ingericht, dan zou ik louter door herinneringen en gedachten die ‘lieve oude woning’ – zoals Willeke Alberti dat zo mooi zingt – kunnen laten reconstrueren met alle meubelen van toen er nog in. De vele foto’s die er van zijn, zouden het huis nog verder completeren.
Voetballen of tennissen met mijn zus op het grote grasveld achter, kruipen tussen de bessenboompjes en fantaseren dat je in een bos bent. De zolder stond vol ontdekkingen: afgedankte meubelen, vreemde voorwerpen en dozen met oude boeken en tijdschriften.
Op de eerste foto is de keuken te zien waar mijn moeder de heerlijkste gerechten maakte en waar de aalbessenoogst werd verwerkt tot rodebessenjam.
De andere foto toont het fietsenschuurtje. Een bouwpakket uit een tuincentrum dat we begin tachtiger jaren in elkaar knutselden. Na dertig jaar had de natuur het bouwwerk overgenomen en slechts op foto’s en in mijn hoofd zal het altijd een onderkomen blijven voor fietsen, tuinstoelen en gereedschap.
Ik weet het. Niets is hier blijvend. We are only visiting this planet.
Toch lag hier de kiem van mijn leven. Een warm gevoel, een dierbaar plekje. Ik doe mijn ogen dicht en ik zal er altijd mijn weg weer vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten