Totaal aantal pageviews

zaterdag 21 november 2015

Tussen elf en een zijn spoken op de been...

Camping gesloten. Dat is een tegenvaller, maar er is een alternatief. Een heel bizar alternatief: een heus spookhuis. Aan de rand van het oude mijnstadje moet de griezelige woning staan, ik hoef alleen de sleutel te vragen bij de weduwe Mrs. Jubilee. Aan de overnachting zijn geen kosten verbonden, het zou er nog bij moeten komen. Spookhuizen, denk ik. In hoeverre moet ik dat geloven?
 
Ik heb de indruk in een spannend kinderboek te zijn gekropen als ik aanbel bij het schamele huisje van de weduwe. Een vrij forse dame met lang grijs haar doet open en wil mij wel de sleutel geven.
 
Het beruchte huis staat aan de rand van een akker en heeft een Victoriaanse bouwstijl. Het was ooit het bezit van een mijningenieur, maar die pleegde zelfmoord en toen begon het gespook. Knarsend draait Mrs. Jubilee de prachtige, met houtsnijwerk versierde, voordeur open. Onze voetstappen klinken schrikachtig in de schemerige gang. In de woonkamer lijkt er sinds 1915 geen verandering te hebben plaatsgevonden. Stoffige fauteuils, een haard waar het vuur een eeuw geleden werd gedoofd. Echt geriefelijk hebben de spoken het hier niet gemaakt. We gaan een krakerige trap op en komen in een slaapkamer waar een hemelbed staat. De weduwe geeft mij schone lakens mee en wijst me de badkamer waar geen douche is, wel een lavet en een wc. Dan gaat ze weer en wenst me heel veel sterkte. “Tussen elf en één zijn spoken op de been, rond het middernachtelijk uur, krijgen logees het zuur,” krast ze nog en weg is ze.
 
 

Mijn hart klopt onrustig, maar ik wuif het gehamer in mijn borstkas weg. Spoken bestaan niet. De oude mijningenieur kan niet meer als een geest door dit pand waren.
 
Er is een keukentje waar ik mijn eten klaarmaak. Omelet met rijst en groenten als rauwe spinazie, wortelen en radijs. In de pannen zitten allemaal zilvervisjes die ik onder de hete kraan wegspoel.
Die avond open ik een fles whisky om mezelf wat moed in te drinken. Niet teveel, anders ga ik daadwerkelijk nog geesten zien.
 
Op het hemelbed leg ik mijn slaapzak neer en rond elf uur kruip ik er in. Ik knip het licht uit, de lamp gloeit nog even geheimzinnig na. Al snel valt me een zangerig geluid op dat heel ver weg klinkt. De wind? Ik draai me om en probeer te slapen. Een koude bries strijkt over mij heen. De windvlaag lijkt wel uit een oude klerenkast te komen. Heel zachtjes, maar steeds harder, hoor ik een getik, alsof er een troep beestjes uit een andere dimensie mijn kant op marcheert. Het zangerige geluid zwelt aan en ebt daarna weer weg. Voor even.
 
Ja, spoken doet het hier. De vraag is alleen wat de oorzaak er van is. Het is mijn rationele ik. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Je leest natuurlijk weleens verhalen. Lichtende manifestaties, klopgeluiden, meubels die vanzelf gaan schuiven.
 
Ineens begint de oude klerenkast te trillen. Weer een tocht koude lucht in mijn gezicht. Hebben we te maken met iets occults? Ik zal het weten! Ik spring uit bed, open met gemak de kleerkast. Een vreemde blauwgroene schemer in het binnenste. De slaapkamer wordt er flauwtjes door verlicht. Ik voel me misselijk worden. Mijn verstand lijkt verloren te hebben. Snel sluit ik de kastdeur en doe het licht aan. Er klinkt verstoord gestommel in de kast.
 
“Kom er maar uit, spook!” roep ik.
Geen reactie.
 
Ik pak mijn telefoon. Ik kan het alarmnummer bellen, mochten de fantomen het echt op hun heupen krijgen. Dan een idee. Het licht gaat weer uit. Voorzichtig doe ik de kastdeur open. Kevers met een lengte van zo’n anderhalve centimeter krioelen over de lege planken. Hun achtersten gloeien. Onder in de kast zie ik een groot gat aan de muurkant. Met de zaklantaarnfunctie van mijn telefoon beschijn ik het geheel. Niet alleen de kastwand is aangevreten, daarachter bevindt zich direct een gat in de muur waar een koude bries vandaan komt en een zangerig geluid. Kevers zie ik het gat in vluchten.
 
Snel daal ik af naar de woonkamer. Ik voel me als een kind dat een geheimpje aan het onthullen is. Achter de muren hoor ik eveneens dat spookgeluid.
“De spouwen zijn hol, daar blaast de wind doorheen,” verklaar ik hardop. De glimwormen kruipen er van buiten in en het zal me overigens ook niet verbazen als er een verbinding is met de mijnen diep onder mij. De groeven zijn sinds de jaren ’50 van de vorige eeuw verlaten.
 
Als ik weer in mijn slaapzak kruip vind ik het toch jammer. Het sprookje is verjaagd door een verstandelijke verklaring.
Echt lekker slapen doe ik niet. Ik meen glimwormen over de vloer te zien kruipen. Ook een ander getrippel. Muizen?
 
Van spoken ontbreekt ieder spoor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten