Met de handspiegel van mijn moeder kon ik als kind een andere wereld betreden. Als ik de spiegel aan de zijkant van mijn gezicht hield en tegelijkertijd ging lopen, was het net of ik door een heel ander huis wandelde. Spiegelbeeld en werkelijkheid vloeiden ineen. Kamers werden zalen of nauwe gangen, er waren ineens twee televisies of eettafels en je kon tussen twee ramen in lopen, zodat het net was of je door een kas liep.
Hield ik de spiegel horizontaal net onder mijn kin was het net of ik over het plafond liep. Hanglampen stonden op smalle snoertjes en als je naar een andere kamer wilde moest je over een hoge drempel stappen, door een omgekeerde deur. Duizelingen overvielen mij als ik naar buiten wandelde. Alsof je een luchtkasteel verliet. Beneden mij dreven witte wolken boven een eindeloos diepe blauwe lucht.
Het grappige is dat ook water kan spiegelen. En dat bracht me op het volgende verhaal.
Er sjokte een zeer bedroefde man door het bos. Hij was zo verdrietig omdat de hemel grijs was en het al dagen regende. Hij liet zijn hoofd hangen en staarde voortdurend naar de grond en daardoor bemerkte hij niet dat de lucht boven hem was opgeklaard.
Toen kwam hij bij een regenplas en zag de blauwe lucht daarin gespiegeld. Hij keek eindelijk weer omhoog en zag de zon.
De belofte “na regen komt zonneschijn” wordt pas concreet als je de blauwe lucht kan zien in een regenplas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten